oranjetip-eikenwespvlinder Synanthedon conopiformis

Familie

wespvlinders (SESIIDAE)

Zeldzaamheid

Zeer zeldzaam (waarschijnlijk meer voorkomend). In 2020 voor het eerst waargenomen in Zuid-Limburg. In 2021 en 2022 daarnaast ook waargenomen op een tiental locaties op en rond de stuwwal van Nijmegen.

Rode lijst

niet beschouwd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind mei-eind juni in één generatie. De vlinders vliegen alleen bij zonnig weer. Vanaf ‘s ochtends actief met een piek in activiteit tussen 17.00 en 20.00 uur in de nabijheid van (zeer) oude eiken die bij voorkeur volop in de avondzon staan. Uit de buitenlandse literatuur is bekend dat ze bloemen bezoeken. De mannetjes komen op feromoonpreparaten van zowel de eigen soort als die van populierenglasvlinder af, met name in de vroege avonduren.

Levenscyclus

Rups: tweejarige cyclus van augustus-april. De rups overwintert tweemaal. Anders dan de Geelbuikwespvlinder die alleen in oneven jaren vliegt, vliegt de Oranjetip-eikenwespvlinder elk jaar.

Benaming

Meer

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 6-11 mm. Een kleine wespvlinder met meestal een slecht zichtbare gele kraag en twee dunne gele lijnen over het borststuk. Op het midden van de bovenzijde van het borststuk op de overgang naar het achterlijf bevindt zich een kleine, vierkante (bleek)gele vlek. Dit is het duidelijkste verschil met de bessenglasvlinder en Spulers wespvlinder. Dit vlekje is echter alleen goed te zien bij verse vlinders. Op de bovenzijde van de voorvleugels is verder het fel oranje apicale veld met zwarte adering kenmerkend. Het achterlijf is metalig glanzend zwart en met drie gele ringen op de segmenten twee, vier en zes; bij het mannetje ook op segment 7. De oranjetip-eikenwespvlinder is echter één van de meer variabele wespvlindersoorten met soms afwijkende aantallen ringen of ringkleuren.

Kenmerken rups

Tot 16 mm lang; lichaam geelachtig wit met een bruine kop

Gelijkende soorten vlinder

De oranjetip-eikenwespvlinder is moeilijk uiterlijk te onderscheiden van de bessenglasvlinder (S.tipuliformis) en van de Spulers wespvlinder (S. spuleri) zeker als het afgevlogen exemplaren betreft. De vleugeltop van spuleri is zwart met af en toe een zweem van oranje terwijl de vleugeltop van de bessenglasvlinder net als bij de oranjetip-eikenwespvlinder oranje is met enkel de aders zwart. Maar er is hierbij(bijna) overlappende variatie. Hét onderscheid tussen conopiformis en tipuliformis is de kleine (bleek)gele vlek op het borststuk. De eikenwespvlinder (S. vespiformis) heeft een smal roodachtig dwarsbandje op de voorvleugel, een meer bruin dan roodachtig veld in het voorvleugeluiteinde en gele poten. Zie ook de elzenwespvlinder (S. spheciformis) en de klaverwespvlinder (Bembecia ichneumoniformis).

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - feb 2016

Habitat

Warme, droge en zonnige bosranden, eikenlanen en (half)vrijstaande (zeer) oude eiken, bij voorkeur op bomen die volop door de avondzon worden beschenen.

Planten

Monofaag op (zeer) oude Zomereiken en Wintereiken.

Waardplant

Eik
Quercus

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie wespvlinders (SESIIDAE)

Alle soorten uit deze familie