Eind mei-eind augustus in één generatie. De vlinders worden vaak aangetroffen op stammen en takken van appelbomen. De mannetjes vliegen vanaf halverwege de ochtend tot laat in de middag rond de bovenste takken en worden soms in aanzienlijke aantallen aangetrokken door feromoonpreparaten.
Rups: augustus-mei. De rups overwintert één- of tweemaal en leeft onder de bast, waarbij beschadigde en gewonde bomen de voorkeur hebben. Sommige bomen worden jaren achtereen bezet. Let op uitkruipgaten, lege uitstekende poppen en houtpoeder in bastspleten. De eieren worden, vooral in de middag, afzonderlijk op de bast afgezet op de plaats waar de hoofdstam van de volgroeide boom zich vertakt. Dit gebeurt vooral op wondweefsel en bij geënte bomen vaak op de plek waar de boom geënt is.
Red-belted Clearwing
Apfelbaum-Glasflügler
appelwespvlinder
Aegeria myopaeformis, Conopia myopaeformis, Trochilium myopaeforme, Sesia myopaeformis, Sesia mutillaeformis
Het belangrijkste kenmerk van de vlinders binnen de Sesiidae-familie is de doorzichtigheid van de vleugels. Vandaar dat vier soorten binnen deze familie worden aangeduid met glasvlinder.
Appel is een belangrijke (maar niet de enige) waardplant.
Synanthedon: sun is dichtbij en anthedon is de bloemenliefhebber; bedoeld wordt lijkend op een bij.
myopaeformis: myopa is een genus binnen de zweefvliegen en formis, forma is lijkt op.
(Borkhausen, 1789)
Voorvleugellengte: 9-11 mm. Een goed herkenbare wespvlinder waarvan met uitzondering van de rode band op het achterlijf, het lichaam, het staartpluimpje, de poten en de antennen geheel zwart gekleurd zijn. Ook de voorvleugel is vrijwel geheel zwart, alleen het veld in het vleugeluiteinde, dat relatief breed is, heeft een donkerbruine kleur. De palpen zijn zwart behaard, bij het mannetje deels ook wit.
Tot 20 mm; lichaam vrij plomp, gewoonlijk licht gezwollen achter de kop, wit met onduidelijke, bleekgele vlekjes; nek- en anaalschild op resp. segment een en dertien geelachtig bruin; kop roodachtig bruin, gewoonlijk voor een deel in het lichaam teruggetrokken.
De andere soorten in Nederland met een rode band op het achterlijf hebben behalve de rode band ook altijd één of meer andere rode elementen, met name op de vleugels.
De berkenglasvlinder (S. culiciformis) onderscheidt zich door een rode bestuiving in het wortelveld van de voorvleugel en de rode palpen. Verder is het veld in het vleugeluiteinde líchter bruin en iets minder breed.
De wilgenwespvlinder (S. formicaeformis) onderscheidt zich door het roodachtige, minder brede, veld in het voorvleugeluiteinde. Ook is het dwarsbandje op de vleugel smaller.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de genoemde soorten.
Frambozenglasvlinder (Pennisetia hylaeiformis), hoornaarvlinder (Sesia apiformis), gekraagde wespvlinder (Sesia bembeciformis), populierenwespvlinder (Paranthrene tabaniformis), elzenwespvlinder (Synanthedon spheciformis), berkenglasvlinder (Synanthedon culiciformis), wilgenwespvlinder (Synanthedon formicaeformis), eikenwespvlinder (Synanthedon vespiformis), bessenglasvlinder (Synanthedon tipuliformis), klaverwespvlinder (Bembecia ichneumoniformis), wolfsmelkwespvlinder (Chamaesphecia tenthrediniformis) en schijn-wolfsmelkwespvlinder (Chamaesphecia empiformis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Komt verspreid over het land voor; in appelboomgaarden echter vrij gewoon en soms talrijk. RL: bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Kan lokaal talrijk zijn, vooral in oudere appelboomgaarden.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Een veel voorkomende soort die in de meeste Europese landen inheems is. Naar het noorden in Scandinavië; naar het zuiden en oosten tot Noord-Afrika (Egypte) en Klein-Azië. Bekend uit heel Duitsland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral oude boomgaarden en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting