Half juni-eind augustus in één generatie; waarschijnlijk een kleine partiële tweede generatie. De vlinders worden overdag gemakkelijk opgejaagd maar gaan vrijwel altijd enkele meters verderop weer zitten. Ze vliegen vanaf kort voor de schemering en komen weinig op licht.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als halfvolgroeide rups en verpopt zich in een cocon in de strooisellaag of op de grond.
Rosy Wave
Kiefernschwärmer
l'Acidalie des sables
Acidalia emutaria, Sterrha emutaria
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
Deze stipspanner is goed herkenbaar aan de bleekroze zweem over voor- en achtervleugels.
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.
emutaria: emuto is veranderen. Waarschijnlijk duidt dit op de gevoelige rose kleur van verse exemplaren; deze kleur vervaagt vrij snel. Meerdere soorten uit dit genus hebben namen die geënt zijn op muto of afleidingen daarvan.
(Hübner, 1809)
Voorvleugellengte: 11-13 mm. De melkwitte vleugels hebben vaak een zachtroze tint en zijn fijn bespikkeld met donkere schubben. Van de binnenste dwarslijn is meestal niet meer zichtbaar dan een aantal stippen op de binnenste helft van de vleugel; soms zijn ze afwezig. De buitenste dwarslijn bestaat uit een aaneengesloten rij kleine stippen. De middelste dwarslijn is breed, vaak meer een middenschaduw, en loopt vrij recht in de richting van de vleugelpunt, maar vervaagt meestal voordat deze bereikt is. Op zowel de voor- als de achtervleugel bevindt zich een middenstip. De achterrand van de achtervleugel heeft een kleine maar duidelijke punt. De intensiteit van de tekening kan enigszins variëren.
Bij de zwartstipspanner (S. nigropunctata) en de bosspanner (S. immutata) bestaat de buitenste dwarslijn niet uit stippen. Deze soorten zijn ook nooit rozeachtig getint. Bovendien is de zwartstipspanner iets groter en heeft de bosspanner gebogen dwarslijnen.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen zeven Scopula- en drie Idaea-soorten.
Zwartstipspanner (Scopula nigropunctata), prachtstipspanner (Scopula marginepunctata), ligusterstipspanner (Scopula imitaria), bosspanner (Scopula immutata), roomkleurige stipspanner (Scopula floslactata), crème stipspanner (Scopula ternata) en vals witje (Siona lineata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt langs de hele kust voor en kan plaatselijk algemeen zijn; in het binnenland slechts af een toe een enkele waarneming. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam. Aan de kust zeldzaam en lokaal; één recente waarneming in Antwerpen. In Wallonië zeer zeldzaam; recent waargenomen in de kalkstreek en de Gaume.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Een hoofdzakelijk West-Europese, aan zouthoudende grond gebonden soort. Komt vanaf Italië voor langs de kusten van de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de Noordzee. Van de Oostzeekust alleen bekend uit Denemarken, Duitsland en Polen. Heeft een voorkeur voor zoute moerassen.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral natte duinvalleien, schorren, kwelders, slikken en andere vochtige plaatsen langs de kust.
Diverse kruidachtige planten, waaronder varkensgras en paardenbloem.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting