Half april-begin juni in één generatie. De vlinders komen op licht; verder worden ze zelden gezien.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert in een losse cocon in een schorsspleet of in de strooisellaag.
Pinion-spotted Pug
Obsthain-Blütenspanner
l'Eupithécie distinguée
Tephroclystia insigniata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De rups van deze dwergspanner leeft op (fruit-)bomen.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Insigniata: insignis is gemerkt en daardoor te onderscheiden. Naar de scherpe tekening op de vleugels die deze soort onderscheidt t.o.v. nabije verwanten.
(Hübner, 1790)
Voorvleugellengte: 10-12 mm. De vrij smalle voorvleugel heeft een lichte lila-achtig grijze grondkleur en fraaie donkere aderlijnen. De opvallende vlekken langs de voorrand zijn kenmerkend. Er is enige variatie in kleur en tekening, maar de vlekken langs de voorrand blijven altijd goed zichtbaar, ook bij afgevlogen exemplaren.
24-26 mm. Lijf heldergroen met een roodachtig bruine ruglijn die op ieder segment naar achteren breder wordt om zo een gerekte driehoek te vormen. De nogal grote ronde kop is groen en sommige individuen hebben een bruinachtige stigmalijn.
Zie de gemarmerde dwergspanner (E. irriguata).
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Zeldzaam. Wordt verspreid over het land af en toe waargenomen; de meeste waarnemingen komen uit de provincie Gelderland. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen, met een handvol recente waarnemingen uit Antwerpen, Limburg en Oost-Vlaanderen. Zeldzaam in Wallonië met verspreide vindplaatsen ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Frankrijk en Engeland in het westen via Midden- en Oost-Europa tot Oost-Azië. Noord-Zuid: van Zuid-Zweden tot Corsica en Italië, zuidoostelijk via de Balkan tot Klein-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Struwelen, bosranden, houtwallen, boomgaarden en tuinen.
Diverse (fruit)bomen, waaronder appel, krentenboompje, sleedoorn en meidoorn.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting