Eind mei-begin augustus in één generatie.
Rups: juni-september. De rups leeft eerst op de bladeren, daarna op de bloemen en zaden van de waardplant. De soort overwintert als pop.
Silgen-Blütenspanner
l'Eupithécie du persil
Tephroclystia selinata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Grote watereppe is een van de schermbloemigen die de waardplanten van deze dwergspanner vormen.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Herrich-Schäffer, 1861
Voorvleugellengte: 9-12 mm. Lijkt op de egale dwergspanner (E. absinthiata) maar is kleiner. Heeft een zijdeachtige glans op de vleugels. De tekening op de voorvleugel is onduidelijk en in de binnenrandhoek ligt geen witte vlek.
De egale dwergspanner (E. absinthiata) is groter, heeft een witte vlek in de binnenrandhoek en een lichte golflijn. De drievlekdwergspanner (E. trisignaria) mist de zijdeachtige glans en is sterker getekend; deze soort heeft
donkere punten op de aders en een duidelijkere golflijn.
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Zeer zeldzaam. Komt lokaal en zeer verspreid over het land voor, vooral in de oostelijke helft van het land. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam, maar verspreid voorkomend van Oost-Vlaanderen tot in Limburg. In Wallonië recent gemeld uit Namen en Luxemburg.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
In het oosten tot Japan en in het westen sterk verbrokkeld tot Spanje en Frankrijk, in het zuiden tot Italië en Bulgarije. Komt voor in de meeste Centraal-Europese landen, niet op de Britse eilanden en ook in Zuid-Europa schaars. In Scandinavië alleen in Zuid-Zweden en Finland. Daar relatief zeldzaam evenals in Denemarken waar ze pas in 1970 werd vastgesteld (Björn et al. 1976). Ontbreekt in Noorwegen.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Weiden, wegbermen en slootkanten, vooral in vochtige gebieden.
Diverse schermbloemigen, waaronder berenklauw, engelwortel, watertorkruid en grote watereppe; planten die in de schaduw staan hebben de voorkeur.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting