Begin mei-eind juli in één generatie. Op warme dagen vliegen de mannetjes rond naaldbomen, vooral volgroeide dennen. Zowel mannetjes als vrouwtjes kunnen uit de takken worden geklopt en komen op licht, de mannetjes soms in redelijke aantallen.
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop tussen afgevallen naalden op de grond of in de strooisellaag.
Bordered White
Kiefernspanner
la Fidonie du pin , la Phalène du pin
anomalusvlinder, de vlinder anomalus, gestreepte dennenspanner
Fidonia piniaria, Bupala piniaria, Bupalus piniarius
De rups van deze soort leeft op naaldbomen waaronder ook dennen.
In de bosbouw wordt dennenspanner al heel lang gebruikt.
Bupalus: bupalus is een Griekse beeldhouwer.
piniaria: Pinus is het plantengeslacht den, de waardplant zoals ook Linnaeus al aangeeft.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 17-19 mm. Bij het mannetje is de bovenkant van de voorvleugel zwartbruin langs de omtrek en in de vleugelpunt; het binnenste deel van de vleugel is witachtig geel. Bij het vrouwtje zijn de randen en de vleugelpunt middelbruin en is het binnenste deel van de vleugel lichtbruin. Net als een dagvlinder houdt deze soort de vleugels in rust tegen elkaar boven het lichaam, waarbij de witachtige streep en de donkere dwarslijnen op de onderzijde van de achtervleugel opvallen. Bij het mannetje zijn de antennen geveerd, bij het vrouwtje niet.
Tot 30 mm; lichaam helder groen met over de rug een brede, zwartgezoomde, witte middenstreep en een gele, met donkergroen gezoomde lengtestreep op de flanken; kop groen.
Hoekbanddennenspanner (Pennithera firmata), sparspanner (Thera variata), schijn-sparspanner (Thera britannica), naaldboomspanner (Thera obeliscata), jeneverbesspanner (Thera juniperata), streepjesdwergspanner (Eupithecia intricata), lariksdwergspanner (Eupithecia lariciata), dennenbandspanner (Pungeleria capreolaria), lariksspanner (Macaria signaria) en gerimpelde spanner (Macaria liturata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; daarbuiten wordt de soort ook af en toe waargenomen. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land; lokaal talrijk.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Verbreid in heel Europa. Van de Britse eilanden tot Siberië; in het zuiden: van het marokkaanse Rifgebergte en het Iberisch Schiereiland via het Middellandse Zeegebied, de Balkanlanden en Klein-Azië tot de Kaukasus, in het noorden tot boven de poolcirkel.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Naaldbossen en heiden met naaldbomen; volgroeide bomen hebben vaak de voorkeur.