Begin april-begin augustus in twee generaties; de tweede generatie is partieel. De vlinders zijn vooral bij warm weer overdag actief en laten zich gemakkelijk opjagen uit het gras of uit de hei.
Rups: mei-september. De soort overwintert als pop in een losse cocon op of in de grond.
Common Heath
Heideland-Tagspanner
la Phalène picotée , la Rayure jaune picotée
dopheidespanner, heidespanner, okergele heidespanner
Fidonia atomaria
Deze vlinder is een heel gewone spanner in heidegebieden.
Ematurga: emar, ematos is een dichterlijke variant van hemera is de dag en ergon is werk, een dagwerker dus, een dagactieve soort.
atomaria: atomos is een atoom, een heel klein deeltje, verwijzend naar de spikkels op de vleugels.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 12-15 mm. Een zeer variabele soort. De grondkleur varieert van wit, vooral bij het vrouwtje, tot warm lichtbruin, geelbruin of donkergrijs. Zowel de voor- als de achtervleugel heeft verscheidene donkerbruine dwarslijnen in de vorm van smalle banden die variëren in breedte. De centrale dwarslijnen lopen bij de binnenrand van de voorvleugel naar elkaar toe en vloeien soms samen. De banden zijn echter niet altijd even duidelijk, soms zijn er alleen donkere vlekjes aanwezig. Het mannetje heeft sterk geveerde antennen, waardoor hij gemakkelijk is te onderscheiden van het bruin dikkopje (Erynnis tages) en de aardbeivlinder (Pyrgus malvae), twee dagvlindersoorten die soms in dezelfde periode en in dezelfde habitat vliegen. De ondersoort minuta is klein en somberder gekleurd; de grotere ondersoort atomaria (nominaat) heeft een meer okergele tekening.
Tot 30 mm; lichaam zeer variabel in kleur, van groen tot grijsachtig bruin, okerkleurig of purperachtig bruin, vaak met lichte, ruitvormige vlekken en witte stippen op de rug en gebroken, zwartachtige lengtestrepen op de flanken; kop bruin of groenachtig, roodachtig bruin gespikkeld.
Zie de klaverspanner (Chiasmia clathrata).
Gevlekte heispanner (Dyscia fagaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt vooral op de zandgronden in het binnenland voor; in de duinen lokaal. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in de Kempen (ssp. 'minuta' algemeen en vaak talrijk in heideterreinen); daarbuiten lokaal. In Wallonië wijdverbreid en lokaal algemeen (ssp. 'atomaria').
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
De nominaatvorm van het Iberisch Schiereiland via West-, Midden- en Oost-Europa tot de Oeral; in het zuiden: van het noordelijke Middellandse Zeegebied tot de Zwarte Zee. Uit Noord-Europa en uit Klein-Azië, de Kaukasus en uit Centraal- en Oost-Azië zijn meerdere ondersoorten beschreven.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral vochtige heiden; ook brede bospaden, graslanden en wegbermen.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting