Eind april-eind juni in één generatie. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes vliegen overdag gemakkelijk op vanuit grasruigten en bezoeken bij zonnig weer bloemen. De vrouwtjes kunnen overdag ook ei-afzettend worden waargenomen. De mannetjes patrouilleren in de schemering op zoek naar vrouwtjes.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als halfvolgroeide rups en verpopt zich daarna in een cocon die wordt vastgehecht aan een grashalm of een plantenstengel.
Black-veined Moth
Weisser Schwarzaderspanner
la Phalène blanche , la Divisée
hertshooispanner
Scoria lineata
Een spanner die veel op een witje (dagvlinder) lijkt.
Vals witje was een reeds bestaande naam.
Siona: siona komt van de berg Sion; naar de kale, dorre tekening vindt Stephens, maar meer waarschijnlijk verwijst deze naam naar de stad en het kanton met dezelfde naam in Zwitserland.
lineata: linea is een lijn, naar de donkere aders op de onderkant.
(Scopoli, 1763)
Voorvleugellengte: 19-22 mm. Een zeer kenmerkende soort; in Nederland komt geen andere witte of crèmekleurige spanner voor met zwarte aders en banden aan de onderzijde van de vleugels. Verse vlinders zijn vooral bij het borststuk crèmekleurig, maar naarmate ze ouder worden, worden de vleugels steeds witter. Door het verdwijnen van de schubben schijnen de donkere aders steeds meer door de vleugels heen en worden ze ook aan de bovenkant duidelijk zichtbaar. De vleugels worden in rust vlak uitgespreid maar bij het neerstrijken en bij bloembezoek vouwt de vlinder ze vaak geheel of gedeeltelijk samen boven het lichaam zoals een dagvlinder. Het mannetje heeft een lang slank achterlijf waarvan het uiteinde omhoog is gekromd. Het achterlijf van het vrouwtje, dat van voren breed en aan het uiteinde spits is, is niet gekromd. Het vrouwtje heeft bovendien iets kleinere en hoekigere vleugels.
Kan enige gelijkenis vertonen in kleur en tekening met afgevlogen exemplaren van de bruidsmot (Sitochroa palealis), een vrij grote microvlinder die behoort tot de familie van de lichtmotten (Pyralidae). Deze microvlinder komt voor in grazige ruigten, vliegt eveneens overdag en zit soms op bloemen. De voorvleugel is echter veel smaller en wordt in rust nooit omhoog gehouden. Het groot geaderd witje (Aporia crataegi) is veel groter en de antennen eindigen zoals bij alle dagvlinders in een knopje.
Zwartstipspanner (Scopula nigropunctata), prachtstipspanner (Scopula marginepunctata), ligusterstipspanner (Scopula imitaria), witroze stipspanner (Scopula emutaria), bosspanner (Scopula immutata), roomkleurige stipspanner (Scopula floslactata) en crème stipspanner (Scopula ternata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Een soort die vrijwel alleen in Limburg wordt waargenomen omdat daar de noordelijke areaalgrens van deze soort ligt; af en toe een zwerver buiten deze provincie. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen, sterk toegenomen. Wijdverbreid in Oost-Brabant en Limburg; ontbrekend in grote delen van Oost-Vlaanderen en Antwerpen en volledig in West-Vlaanderen. In Wallonië vrij algemeen ten zuiden van Samber en Maas, lokaal algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
In het zuiden: van het westelijke Middellandse Zeegebied via Sicilië, Italië, de Balkan, de Zwarte Zee en de Kaukasus tot het westen van Centraal-Azië. Noordelijk daarvan van West-Europa via de gematigde zone tot Mongolië en het Amoergebied; in het noorden tot Midden-Scandinavië. In alle Bondslanden van Duitsland vastgesteld.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral onbeschaduwde ruige en kruidenrijke (kalk)graslanden; soms ook open bossen.
Waardplanten zijn diverse kruidachtige en houtige planten.
Bijvoet
Artemisia
Kropaar
Dactylis
Walstro
Galium
Sint-Janskruid
Hypericum
Marjolein
Origanum
Wilg
Salix
Guldenroede
Solidago
Boerenwormkruid
Tanacetum
Sneeuwbal
Viburnum
Wikke
Vicia
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting