Half april-begin september in twee generaties. De vlinders komen op licht.
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in de grond.
Swallow Prominent
Pappel-Zahnspinner
la Porcelaine
brandvlerk-beervlinder, peppelbrandvlerkvlinder, populierenbrandvlerkvlinder, porseleinvlinder
Notodonta tremula, Notodonta dictaea
Vlerk is een oude term voor vleugel. Jan Christian Sepp (circa 1770) schrijft dat de toevoeging 'brand' volgens de entomoloog Müller (waarschijnlijk de Deen Otto Friedrich Müller, 1730-1784) mogelijk te maken heeft met 'de kleur van hout, het geen door vryving byna begint te branden'.
Pheosia: pheos is een stekelige plant, een doorn; naar de tapse witte vlek aan de achterrand van de vleugel. Deze vlekken zijn kenmerkend voor de enige twee soorten die Hübner in de genus onderbracht.
tremula: tremula is bibberen, beven: waarschijnlijk naar de bevende bewegingen van rups en vlinder en wellicht met een woordspeling ook verwijzend naar Populus tremula, ratelpopulier; de voedselplant volgens Linnaeus. Als de naam uitsluitend was gebaseerd op deze voedselplant zou Clerck 'tremulae' hebben geschreven.
(Clerck, 1759)
Voorvleugellengte: 22-28 mm. Lijkt sterk op de berkenbrandvlerkvlinder (P. gnoma), maar is meestal iets groter. Vanuit de binnenrandhoek van de voorvleugel loopt een smalle lange grijsachtig witte wig tot voorbij het midden van de vleugel. Langs de rand van de achtervleugel loopt een fijne witte lijn die vooral goed zichtbaar is in de donkere vlek bij de binnenrandhoek. De intensiteit van de bruinachtige tint op de vleugels kan enigszins variëren.
Tot 40 mm; lichaam zeer glanzend als gevernist; kleur óf lichtgroen óf lichtbruin; de groene vormen hebben over de rug een brede witachtige middenband en op de flanken een gele lengtestreep, waaronder het lichaam een purperen zweem heeft; de bruine vormen zijn vaak roze-achtig tussen de segmenten en hebben soms een aantal donkergrijze dwarsbanden; segment elf heeft een klein bultje met een schuine zwarte streep; kop witachtig met een netwerk van fijne, grijsachtige of groenachtige strepen.
Zie de berkenbrandvlerkvlinder (P. gnoma).
Berkenbrandvlerkvlinder (Pheosia gnoma).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch schiereiland via bijna heel Europa tot aan de Wolga en West-Siberië. Naar het zuiden tot de noordkant van het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan en via Noord-Turkije en de Zwarte Zee tot de Kaukasus. Naar het noorden via Zuid-Scandinavië tot de poolcirkel.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, populierenaanplanten en windsingels, struwelen, parken en tuinen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting