Eind mei-half september in één generatie; bij hoge temperaturen of extreme droogte gaan de vlinders gedurende een periode van maximaal enkele weken in zomerslaap (aestivatie). De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere spoorbloem en vlinderstruik.
Rups: september-mei.
Stout Dart
Sandrasen-Bodeneule
la Noctulelle rousselette
Agrotis ravida, Rhyacia ravida
De vlinder is donker en de rups houdt zich veelal dichtbij de grond op.
Spaelotis: spaelotis heeft geen betekenis of, en dat is waarschijnlijker, het woord is misvormd. Macleods beschouwt het als een afleiding van spelaiotes is een grotbewoner, naar de leefwijze van de rups. Echter, de rups van ravida voldoet hier niet aan.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 18-22 mm. De lange smalle en stompe voorvleugel is meestal grijsachtig bruin. Langs de voorrand bevindt zich een, soms aanzienlijk brede, roodachtig getinte strook. Opvallend is de lange zwarte streep in het wortelveld; bij sommige roodachtige, zwak getekende exemplaren ontbreekt deze echter. De achtervleugel is vuilwit, langs de achterrand iets donkerder.
Tot 42 mm; lichaam mat geelachtig of groenachtig bruin; op de rugzijde soms okerkleurig, met een rij V-vormige vlekken en een lichte middenstreep; op de flanken soms een rij donkergezoomde, schuine, geelachtige strepen; kop grijsachtig bruin.
Zie de bruine grasuil (Rhyacia simulans).
Zeer zeldzaam. De enige recente waarneming van deze soort dateert uit 2010 in Gelderland.
Verdwenen. Kwam tot 1960 in de oostelijke helft van Vlaanderen en grote delen van Wallonië voor.
Noordwest-Afrika (Marokko), Europa en Azië. In Europa naar het noorden tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid- en Oost-Finland. Naar het zuiden tot de Middellandse Zee. Nog niet in Albanië en Griekenland. Dwars door Voor-Azië en Midden-Azië, zuidelijk tot Afghanistan en Noord-India, naar het oosten tot China, Korea, Japan en de Koerilen.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse kruidachtige planten, waaronder zuring.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting