In het buitenland: eind juni-begin oktober in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: in het buitenland oktober-mei. De soort overwintert als rups.
Vielwinkel-Bodeneule
le Polygone , le Pâté noir
Agrotis polygona
Voor deze in ons land onbekende soort is de Duitse soortnaam overgenomen.
Polygona zal ook wel met veel hoeken te maken hebben.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Een krachtig getekende uil met een tamelijk lang en smal postuur. De grondkleur varieert van licht geelachtig bruin tot diep purperachtig bruin. Vooral in het middenveld is sprake van een vaak duidelijk lichtere binnenste vleugelhelft en ook in het zoomveld bevindt zich een lichter gekleurde band. De lichte centrale dwarslijnen zijn dubbel zwart gerand en de binnenste heeft een opvallend zigzaggend verloop. Tussen de centrale dwarslijnen bevindt zich een zwarte wig waarin een schuine elliptische ringvlek en een altijd opvallend licht gekleurde niervlek liggen.
Een kenmerk waarmee deze uil zich onderscheidt van de enigszins gelijkende Diarsia-, Agrotis- en Euxoa-soorten en de hoogveenaarduil (Coenophila subrosea), is het schuine zwarte streepje aan de voorrand van de voorvleugel, dicht bij de vleugelpunt.
Van deze soort is slechts één waarneming bekend uit 1969.
Deze soort komt niet in België voor.
De oostelijke en centrale landen van Europa, Voor- en Midden-Azië tot Oost-Siberië, Tibet, Nepal en Centraal-Azië. In Oost-Europa naar het zuiden tot Noord-Griekenland, naar het noorden tot Midden-Zweden en Midden-Finland. Naar het westen Zuidoost-Noorwegen (sinds 1968), Denemarken, Noordwest-Duitsland, Midden-Frankrijk, de Pyreneeën en Italië (naar het zuiden tot Calabrië).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
In het buitenland: vooral droge graslanden.
In het buitenland: allerlei soorten kruidachtige planten; jonge rupsen eten vooral zachte grassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting