Eind juli-eind september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: maart-juli. De rups foerageert vooral ´s nachts, eerst op de bladeren van de waardplant, later onder aan de stengel en in de wortels. De eieren worden los in het gras afgezet en overwinteren.
Hedge Rustic
Dunkelbraune Lolcheule
la Noctuelle du gazon
donkere vlinder
Epineuronia cespitis, Heliophobus cespitis, Neuronia cespitis, Luperina cespitis
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
De Duitse soortnaam geeft donkerbruin aan, een oude Nederlandse naam is donkere vlinder en de wetenschappelijke Genusnaam geeft modderkleurig aan. Alles wijst op het donkere uiterlijk.
Tholera: tholeros is modderig, naar de kleur van de voorvleugels.
cespitis: caespes, caespitis is graszode, naar de voedselplant van de rups: grassen en zeggen.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 15-19 mm. De tamelijk brede voorvleugel van deze stevig gebouwde uil heeft een rechte voorrand en een vrij gelijkmatig zwartachtig bruine grondkleur met daarover een fijne goudgele spikkeling. Goed zichtbaar zijn de goudgeel omlijnde ringvlek en niervlek en de lichte golflijn; de donkere, enigszins licht gerande middelste dwarslijnen zijn minder opvallend. Er is weinig variatie; soms vertoont de niervlek een puntvormige uitstulping in de richting van de ringvlek. Het mannetje heeft licht geveerde antennen en een grotendeels witachtige achtervleugel. Bij het vrouwtje is de achtervleugel grijs en bij de vleugelwortel witachtig.
De geelvleugeluil (Thalpophila matura) heeft een opvallende witachtige buitenste dwarslijn en een strokleurige achtervleugel. Zie ook de groene geelvleugeluil (Polyphaenis sericata).
Pijpenstro-uil (Apamea aquila), variabale grasuil (Apamea crenata), grauwe grasuil (Apamea remissa), rietgrasuil (Apamea unanimus), veldgrasuil (Apamea anceps), kweekgrasuil (Apamea sordens), bonte grasuil (Cerapteryx graminis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt lokaal voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; elders ook af en toe een waarneming. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Beperkt tot enkele vindplaatsen in de Antwerpse en Limburgse Kempen en Oost- en West-Vlaanderen. Vroeger bekend uit alle Waalse provincies, maar geen recente meldingen.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch schiereiland via heel Europa tot Siberië. Naar het noorden tot iets onder de poolcirkel in Scandinavië. De zuidgrens: Italië, de Balken en de Zwarte Zee en verder tot Midden-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden en grazige ruigten.
Diverse harde grassen, waaronder kweek, borstelgras en bochtige smele.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting