Juni-augustus in één generatie.
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop, soms meerdere jaren, in een stevige cocon in de grond.
Scarce Wormwood
Feldbeifuss-Mönch
la Noctuelle de l'armoise
Cucullia arthemisiae, Cucullia abrotani
De monniken zijn gekleed in een eenvoudig stemmig grijs habijt en het hoofd (de kop) is bedekt met een monnikskap.
De waardplanten van de bijvoetmonnik zijn bijvoet en absintalsem.
Cucullia: cucullus is een hoed, een monnikskap. Naar de opvallende monnikskapachtige haartooi op de torax. artemisiae: Artemisia is het plantengeslacht Alsem; de waardplant bijvoet maakt deel uit van dit geslacht.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Deze bruinachtig grijze Cucullia-soort heeft een weinig uitgesproken tekening op de voorvleugel. Toch zijn de dwarslijnen, de ringvlek en de niervlek over het algemeen goed zichtbaar. Opvallend zijn de behaarde halskraag en de dicht tegen het lichaam gedrukte vleugels. De achtervleugel is witachtig en heeft een bruine zoom.
Zie de absintmonnik (C. absinthii).
Een soort waarvan verspreid over het land slechts enkele zwervende exemplaren zijn waargenomen. De laatste waarneming dateert uit 1954 in Zuid-Holland.
Zeer zeldzaam. Vroeger gemeld uit Antwerpen en Namen, maar recente waarnemingen ontbreken.
In Europa van Zuid-Frankrijk en de omgeving van Parijs naar het oosten. In het noorden tot Denemarken, Zuid-Zweden, St.Petersburg en de Oeral. Een paar vangsten in Zuid-Engeland en Zuid-Finland. Naar het zuiden tot de Pyreneeën, de zuidkant van de Alpen, Hongarije, Roemenië, Oost-Bulgarije en de kusten van de Zwarte Zee. Oude opgaven van het Iberisch schiereiland zijn twijfelachtig en behoeven bevestiging. Via Midden-Azië tot Oost-China, Korea en Japan (vanaf West-Siberië betreft dit ssp. perspicua Warnecke, 1919). In Noord-Duitsland en Denemarken vindt uitbreiding naar het (Noord)westen plaats. Een overzicht hiervan (met kaarten) publiceerde Lobenstein (1982).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral warme, droge ruderale terreinen.
Bijvoet en absintalsem.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting