Eind augustus-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op licht, maar vooral op smeer; ze foerageren op overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. De jonge rups leeft in de uitlopende knoppen van de waardplant. Oudere rupsen foerageren ´s nachts op de bloemen en de bladeren en verbergen zich overdag in een schorsspleet. De rups maakt een stevige cocon in de grond dichtbij de waardplant en verpopt zich daarin een aantal weken later. De eieren worden afzonderlijk of in kleine groepjes afgezet op een tak of in een schorsspleet en overwinteren.
Merveille du Jour
Grüne Eicheneule
la Runique
apriluil, linde-uil
Dichonia aprilina, Agriopis aprilina
Diana is de naam van een godin van de Efeziërs (ook wel Artemis genoemd), die onder andere voorkomt in het boek Handelingen (hoofdstuk 19) van het Nieuwe Testament. Haar zilveren beeld zou uit de hemel gevallen zijn en er werd in Efeze veel geld verdiend aan de verkoop van kleine zilveren tempeltjes door de zilversmid Demetrius. Wat dit precies met het uiterlijk van de diana-uil te maken heeft is niet helemaal duidelijk.
Dichonia: dikhos is dubbel, naar de twee witachtige lijnen op de achtervleugel.
aprilina: aprilis is de maand april, maar hier wordt de kleur van het voorjaar bedoeld. De naam verwijst dus niet naar de vliegtijd maar naar de kleur op de voorvleugel.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 18-23 mm. Een fraaie, karakteristiek getekende uil. De brede lichtgroene voorvleugel heeft een licht gebogen voorrand en een patroon van zwarte vlekken waarvan de meeste met wit zijn afgezet. De zwarte vlekken variëren in grootte; soms zijn ze gereduceerd tot kleine losliggende vlekjes en boogjes, in andere gevallen zijn ze groot en vormen ze vooral in het middenveld een zwarte dwarsband. In uitzonderlijke gevallen is de voorvleugel bijna geheel zwart, maar de uilvlekken blijven altijd zichtbaar als groene vlekken
Tot 45 mm; vrij dik; lichaam variabel in kleur van roodachtig bruin tot groenachtig bruin of grijsachtig groen; een gebroken witachtige middenstreep loopt over de rug door een zwartachtige band, die vaak gebroken is tot een rij ruitvormige vlekken; boven de spiracula een donkere lengteband; kop bruin met lichte tekening.
De gevlekte groenuil (Moma alpium) is slanker, heeft witte lengtestrepen op de voorvleugel en het meeste zwart bevindt zich in de vleugelwortel en in de vleugelpunt; vliegt bovendien vroeger in het jaar.
Vrij zeldzaam. Een soort die verspreid over het land af en toe wordt waargenomen, vooral op de Veluwe, in Friesland en in Zuid-Limburg; het aantal waarnemingen lijkt sinds 2000 iets toe te nemen. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Slechts enkele recente vindplaatsen in Limburg, verdwenen uit Antwerpen en Vlaams-Brabant. Algemener in Wallonië; wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Heel Zuid-, Midden- en Noord-Europa, alleen in Zuid-Spanje en Griekenland ontbrekend. Naar het oosten tot Zuid-Rusland, Anatolië en de Kaukasus. In Klein-Azië en op de Balkan komt D. pinkeri (Kobes, 1973) voor, een soort die vroeger bij aprilina was ondergebracht.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral loofbossen.
Eik; mogelijk ook andere loofbomen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting