Eind april-eind augustus in één generatie; in gunstige jaren soms een partiële tweede generatie, die dan tot eind september vliegt. De vlinders zijn ´s nachts actief en komen op licht en op smeer.
Rups: juni-september. Rust overdag tussen samengesponnen bladeren en foerageert ´s nachts. De rups verpopt zich in een cocon tussen de bladeren van de waardplant en valt daarmee in de herfst op de grond. De soort overwintert als pop.
Common Lutestring
Zweipunkt-Eulenspinner
la Double-ligne , le Bipoint
Cymatophora duplaris, Tethea duplaris, Palimpsestis duplaris, Cymatophora bipuncta
Zeven soorten uit de onderfamilie Thyatirinae zijn bijeengevoegd onder de groepsnaam orvlinder (nadere toelichting zie bij de orvlinder, Tethea or). Twee zwarte stipjes middenop de voorvleugel zijn kenmerkend voor deze soort.
Ochropacha: okhros is bleek geel en pakhus is dik, breed. Heeft waarschijnlijk betrekking op het brede, geelachtig bruine veld op de voorvleugel.
duplaris: duplaris is dubbel. Van de twee kleine zwarte stipjes in de stigma op de voorvleugel.
(Linnaeus, 1761)
Voorvleugellengte: 14-18 mm. Goede kenmerken zijn de twee kleine donkere middenvlekjes op de voorvleugel (soms is slechts één vlekje zichtbaar) en het schuine zwarte streepje in de vleugelpunt. Er is aanzienlijke variatie in intensiteit van de dwarslijnen en -banden.
Tot 22 mm; lichaam groenachtig of grijsachtig wit met een brede donkergroene of grijsachtig groene middenband over de rug; nekschild op segment een glimmend zwart; onder de spiracula een rij donkergroene of zwartachtige vlekjes; kop geelachtig bruin.
De berken-orvlinder (Tetheella fluctuosa) is gewoonlijk groter en het schuine zwarte streepje ontspringt niet vanuit de vleugelpunt, maar vanaf de plek waar de golflijn de voorrand bereikt.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Europa tot in het noorden van Scandinavië. Ontbreekt in het zuiden van het Iberisch schiereiland, in Italië en op de Zuid-Balkan. Naar het oosten via het gematigde Azië tot Korea en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open bossen, struwelen, heiden en rivieroevers; soms ook tuinen in het buitengebied.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting