Eind februari-eind mei in één generatie. Sommige vlinders komen al in het najaar uit en brengen de winter door als vlinder.
Rups: maart-juli. De soort overwintert doorgaans als pop in een vrij stevige cocon.
Graubraune Eichenbuscheule
la Xanthie de l'yeuse
Orthosia ruticilla, Spudaea ruticilla, Xanthia ruticilla
De (enige) waardplant van deze soort is eik en de top van de vliegtijd ligt in april, dus vroeg in het jaar.
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
ruticilla: van Rutilus geel-rood, vanwege de passende kleuring.
(Esper, 1791)
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De kleur van de voorvleugel is doorgaans licht roodachtig grijs, maar er komen ook zwartachtig bruine exemplaren voor. De ringvlek en de niervlek zijn licht omrand en de donkere vulling van de binnenste lob van de niervlek bestaat uit twee druppelvormige vlekjes. Vaak is een scherpe V-vormige middenschaduw zichtbaar. Langs de achterrand ligt een rij fijne donkere stippen en in het groenachtig grijze wortelveld bevinden zich zwarte lijntjes. De achtervleugel is grijsachtig bruin met iets donkerder aders en soms een vage middenvlek. Kenmerkend is het, in vergelijking met de grondkleur van de voorvleugel, donkere borststuk.
De kleine voorjaarsuil (Orthosia cruda) is kleiner en gelijkmatiger getekend; de donkere vulling van de binnenste lob van de niervlek is egaal. Bovendien houdt de kleine voorjaarsuil zijn vleugels in een dakje, terwijl de vroege eikenuil zijn vleugels meer vlak boven het achterlijf houdt.
Vrij algemeen. Een soort die vooral voorkomt in de duinen en lokaal op de zandgronden in het binnenland; op sommige vliegplaatsen in de duinen vrij algemeen. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Slechts een beperkt aantal vindplaatsen in de Antwerpse en Limburgse Kempen.
De soort staat als Ernstig Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije, Tunesië) via het Middellandse Zeegebied naar het oosten tot Libanon en Syrië. Naar het noorden met veel hiaten ongeveer tot de Noord- en Oostzeekust, Polen, Königsberg, de Karpaten in Orkraïne, de Krim en de Noord-Kaukasus.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Warme droge plaatsen in bosachtige gebieden.
Eik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting