Half april-half oktober in twee of drie generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.
Knot Grass
Ampfer-Rindeneule
la Cendrée noirâtre , la Noctuelle de la patience
Apatele rumicis, Acronycta rumicis
Zuringuil is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Zuring is een belangrijke waardplant van deze soort. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Acronicta: akronux is het vallen van de avond. Waarschijnlijk heeft deze naam dezelfde strekking als Noctua, in de nacht. Dit genus heeft immers geen enkele binding met de avondschemering.
rumicis: Rumex is het plantengeslacht zuring, een van de voedselplanten die door Linnaeus werden vermeld.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 16-20 mm. Deze Acronicta-soort heeft een vrij smalle grijze voorvleugel met een tamelijk grof uiterlijk. De vleugel is onregelmatig zwart bespikkeld en heeft een onduidelijke zwartachtige tekening. Karakteristiek is het opvallende krijtwitte vlekje langs de binnenrand, dat soms uit twee afzonderlijke vlekjes bestaat. De onderbroken golflijn is witachtig en valt meestal goed op. De hoeveelheid zwart is variabel. De achtervleugel is grijsachtig bruin.
Tot 38 mm; lichaam zwart met roodachtig bruine haarborstels; over het midden van de rug een rij rode vlekjes met aan weerszijden een rij grotere, witte vlekken; onder de lijn van de witte spiracula een band van rode en oranje vlekken; kop zwart met bruine tekening.
Zie de goudhaaruil (A. auricoma), de schilddrager (Subacronicta megacephala) en de schedeldrager (Craniophora ligustri).
Zeer algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije, Tunesië), dwars door heel Europa tot in het noorden Midden-Scandinavië. Naar het oosten via Klein- en Voor-Azië en via Midden- en Noord-Azië tot China, Korea en Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei open gebieden, waaronder graslanden, natte weiden, heiden, parken en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting