Half juli-half september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere kruiskruid.
Rups: september-mei. De rups overwintert en komt op milde winterdagen tevoorschijn om te foerageren. De verpopping vindt plaats in een holte in de grond.
Straw Underwing
Gelbflügel-Raseneule
la Cythérée
Celaena matura, Cerigo matura, Luperina matura, Cerigo texta
De lichtgele kleur van de achtervleugels zijn kenmerkend voor deze soort. De Latijnse soortnaam wijst ook op de achtervleugelkleur.
Thalpophila: thalpos is zomerhitte en phileo is houden van. Een naam die goed past bij de naam matura.
matura: maturus is rijp, naar de gele kleur van de achtervleugel, daarbij denkend aan de kleur van rijpend mais in de zomer.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze fors gebouwde uil is goed te herkennen aan de karakteristieke strokleurige achtervleugel met de warmbruine zoom. Op de brede voorvleugel bevindt zich een opvallende witachtige buitenste dwarslijn, die bij de binnenrand vrij dik is en vaak duidelijk afsteekt tegen de rest van de vleugel. De binnenste dwarslijn vertoont vlak bij de vleugelbinnenrand een opvallende, naar buiten uitstekende tand. De grondkleur varieert van grijsachtig bruin tot donkerbruin, soms met een roodachtig bruine tint of een fijne witachtige spikkeling; de uitgebreidheid van de zwarte vlekken en lijnen is variabel. Het algemene patroon op de voorvleugel varieert weinig; soms is echter een duidelijke zwartachtige balk tussen de centrale dwarslijnen aanwezig.
Zie de donkere grasuil (Tholera cespitis) en de groene geelvleugeluil (Polyphaenis sericata).
Algemeen. Komt vooral voor in Zeeland, de duinen van het vaste land en op de Waddeneilanden; wordt ook lokaal op de zandgronden in het zuiden en midden van het land waargenomen. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen vrij zeldzaam, maar wijdverbreid in alle provincies. In Wallonië zeer zeldzaam, met een beperkt aantal vindplaatsen in Luik en Namen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noordwest-Afrika en Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden tot Midden-Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid-Finland en Estland. Naar het oosten tot Zuid-Rusland, Klein-Azië en de Kaukasus.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse grassen, waaronder beemdgras, borstelgras en zilverhaver.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting