Half mei-begin augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: augustus-april. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de grond; jonge rupsen foerageren ook overdag. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de grond.
Dusky Brocade
Kleine Veränderliche Grasbüscheleule
la Brouillée
Luperina remissa, Hadena remissa, Parastichtis remissa, Apamea gemina, Hadena gemina, Luperina gemina, Parastichtis obscura
Alle grasuilen hebben een relatie met grassen.
Het uiterlijk van de vlinder is nogal grauw en in de Engelse soortnaam is dusky verwerkt.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
remissa: remissus is teruggestuurd, losjes, vrolijk. Er is geen bevredigende verklaring voor deze naam, mogelijk zit er helemaal niets enthomologisch achter en betekent het iets als: door Hübner teruggestuurd aan een van zijn correspondenten.
(Hübner, 1809)
Voorvleugellengte: 17-19 mm. Een zeer variabele soort met verschillende kleurvormen. De voorrand van de tamelijk brede voorvleugel is vooral bij de vleugelpunt gebogen. De lichte golflijn is onregelmatig getand en heeft in het midden een duidelijke W. In de meeste gevallen is het middenveld donkerder gekleurd dan het wortelveld en het zoomveld; de ringvlek en de niervlek zijn lichter dan de ondergrond en gedeeltelijk donker omrand. De kleur van de voorvleugel varieert van bruinachtig grijs met een warmbruine marmering en een onopvallende of juist een uitgesproken tekening tot grijsachtig bruin met een patroon van vrij grote opvallende zandkleurige vlekken. Bij contrastrijk getekende exemplaren is een zwarte balk zichtbaar tussen de centrale dwarslijnen en zijn in het wortelveld doorgaans twee zwarte strepen zichtbaar.
De brede-w-uil (Lacanobia w-latinum) is grijzer en heeft behaarde ogen; de w-uil (Lacanobia thalassina) heeft een wittere W in de golflijn en eveneens behaarde ogen. Zie ook de tandjesuil (Sideridis turbida), de adusta-uil (Mniotype adusta), de zeeuwse grasworteluil (A. oblonga), de schapengrasuil (A. furva), de veldgrasuil (A. anceps) en de kweekgrasuil (A. sordens).
Pijpenstro-uil (Apamea aquila), variabale grasuil (Apamea crenata), rietgrasuil (Apamea unanimus), veldgrasuil (Apamea anceps), kweekgrasuil (Apamea sordens), bonte grasuil (Cerapteryx graminis), donkere grasuil (Tholera cespitis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Europa en Azië naar het oosten tot Japan. Naar het noorden tot de poolcirkel en naar het zuiden Noord-Spanje, Sardinië, Midden-Italië, Noord-Griekenland, de Zwarte Zee en de Kaukasus.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, natte weiden, struwelen en open bossen; ook tuinen.
Diverse grassen, waaronder rietgras, pijpenstrootje en kweek.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting