Half mei-eind juli in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer; ze bezoeken bloemen.
Rups: augustus-juni. De rups foerageert vooral ´s nachts en verbergt zich overdag laag bij de grond op de waardplant. De soort overwintert als rups in de strooisellaag. De verpopping vindt plaats in een cocon aan de onderkant van een blad van de waardplant.
Plain Golden Y
Jota-Silbereule
le Iota
Plusia jota, Phytometra jota
Jota-uil is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Zie voor jota bij 'toelichting wetenschappelijk naam'.
Autographa: autographos is met eigen hand geschreven; naar de lettertekens (gamma, jota e.d.) die de soort zelf op zijn vleugels heeft geschreven.
jota: jota is een Griekse letter. Linnaeus beschreef de vorm van het teken op de voorvleugel als gelijkend op een iota of op een vraagteken; dit laatste had hij echter al gebruikt bij S. interrogationis.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 17-21 mm. Deze uil heeft dezelfde vorm en rusthouding als de verwante soorten. De grondkleur van de voorvleugel is vrij gelijkmatig roodachtig bruin, licht gemarmerd met roze of met rozeachtig bruin. Het gedeelte van het middenveld dat langs de voorrand ligt, is duidelijk lichter van kleur dan het scherp afgezette donkere deel langs de binnenrand. De bruinachtige niervlek is vaag of zelfs afwezig en heeft nauwelijks of geen omlijning. De lichte Y-vormige vlek in het midden van de voorvleugel is meestal gebroken, maar net als bij de donkere jota-uil (A. pulchrina) variabel van vorm.
Tot 38 mm; een 'semi-spanrups' met slechts drie paar buikpoten; lichaam helder groen met sporen van vier onduidelijke, lichte lengtestrepen over de rug; boven de spiracula een fijne, gele lengtestreep; kop groen met aan weerszijden een krachtige zwarte streep.
Zie de gamma-uil (A. gamma) en de donkere jota-uil (A. pulchrina).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Autographa jota en A. pulchrina.
Turkse uil (Chrysodeixis chalcites), koperuil (Diachrysia chrysitis), gelduil (Polychrysia moneta), goudvenstertje (Plusia festucae), moerasgoudvenstertje (Plusia putnami), gamma-uil (Autographa gamma), donkere jota-uil (Autographa pulchrina) en zilvervenster (Autographa bractea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor; vooral in de duinen en de drie noordoostelijke provincies. RL: bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam, maar wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel; erg lokaal voorkomend in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas; lokaal algemeen.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
In Europa vooral in Midden en Noord. Naar het noorden tot de Orkney-eilanden, West-Noorwegen, Midden-Zweden, Zuid-Finland en Estland. Naar het zuiden (hier vooral in de bergen) tot Noord-Spanje, Midden-Italië en Griekenland, volgens Sammut (1984) ook op Malta. In Azië: Turkije, Armenië, de Kaukasus, Iran en via Midden-Azië en Siberië tot de Grote Oceaan (echter niet in Japan).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, struwelen, graslanden en tuinen.
Diverse kruidachtige en houtige planten, waaronder brandnetel, dovenetel, gewone berenklauw, wilg en kamperfoelie.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting