Eind juni-eind augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en soms overdag; ze komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juli-juni. De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon aan de onderkant van een blad van de waardplant of in de strooisellaag.
Scarce Silver Y
Heidelbeeren-Silbereule
la Plusie de l'orcette , le Point d'interrogation
valse gammauil
Plusia interrogationis
Deze soort heeft er alle schijn van een gamma-uil te zijn.
Syngrapha: waarschijnlijk een samenvoeging van sun- is met en het genus Autographa. Dus: nog een genus met metaaltekens op de voorvleugels.
interrogationis: interrigationis signum is een vraagteken. Linnaeus beschrijft het teken als zodanig.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Deze uil houdt in rust de vleugels dakvormig omhoog. Op de bovenkant van het borststuk bevindt zich een opvallende kuif en verder naar achteren zijn enkele kleinere kuifjes zichtbaar. De voorvleugel is zwartachtig van kleur en uitgebreid gemarmerd met licht zilverachtig grijs en bestoven met donkerder grijs of paarsachtig grijs. In het midden van de vleugel bevindt zich een kleine zilverkleurige vlek die onregelmatig en variabel van vorm is. Soms is de vlek Y-vormig, soms V-vormig met daarnaast een rond vlekje, soms heeft de vlek de vorm van een korte golvende lijn. De golflijn is opvallend scherp getand. De achtervleugel is lichtbruin met een donkerdere zoom.
De ni-uil (Trichoplusia ni) is meer bruinachtig grijs met een paarsachtige tint en de zilverkleurige vlek is minder onregelmatig van vorm. Zie ook de gamma-uil (Autographa gamma).
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder waarvan slechts enkele recente waarnemingen bekend zijn.
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder die recent in West-Vlaanderen werd waargenomen (Ingelmunster, 2006). In Wallonië zeer lokaal en recent in Luik waargenomen.
In Europa en Azië in de noordelijke landen inclusief IJsland, naar het zuiden uitsluitend nog in de bergen. Het zuidelijkste in de Pyreneeën, de Alpen, Midden-Italië en in de bergen van de Balkan naar het zuiden tot Bulgarije en Roemenië, Klein-Azië, het Pontisch gebergte. In Oost-Azië tot Korea en Japan. Grote delen van boreaal Noord-Amerika. De populaties in de Pyreneeën behoren tot ssp. pyrenaica (Hampson, 1913), die van Finland (Lapland), Zweden en Noord-Karelië tot ssp. norrlandica (Schulte, 1956).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Heiden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting