Gaat de vlinder- en libellenstand of de nachtvlinderstand in ons land achteruit? En zo ja en hoe komt dat dan? Worden er in het noorden minder vlinders, libellen of nachtvlinders waargenomen dan in het zuiden? Om dit soort vragen te kunnen beantwoorden, is De Vlinderstichting in 1990 samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek gestart met het meetnet (dag)vlinders, in 1998 met het meetnet libellen en in 2012 het meetnet nachtvlinders. Deze meetnetten vormen samen het Landelijk Meetprogramma en zijn onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring, het NEM.
Dankzij de meetnetten krijgen we actuele informatie over de veranderingen in de vlinder- en libellenstand in Nederland. Zo kunnen mogelijke oorzaken van veranderingen snel achterhaald worden.
Overal in Nederland land zijn routes uitgezet, die overal op dezelfde manier worden geteld. Elke week tellen vrijwilligers welke soorten er voorkomen en in welke aantallen. Voor het meetnet vlinders zijn dat jaarlijks ongeveer 1400 routes, het meetnet libellen telt 520 routes. Nachtvlinders worden niet geteld met een route, maar met een val met vaste maten en een lamp op een vaste plek, daarvan zijn er nu meer dan 1200.
Dat levert natuurlijk een heleboel data op. Wanneer alle gegevens samen worden gevoegd, kun je op landelijke schaal zien hoe alle soorten in Nederland het doen. Maar er kan ook op regionale of lokale schaal gekeken worden. Op die manier kunnen vragen beantwoord worden als: 'Gaat het met de heivlinder op de Veluwe beter of slechter dan in de rest van het land?' en 'Is de vooruitgang van de zilveren maan op mijn blauwgrasland het gevolg van goed beheer of komt het door de mooie zomer?'
Aan het meetnet werken verschillende organisaties mee.
De belangrijkste deelnemers aan het meetnet zijn natuurlijk de vele vrijwilligers die dagvlinders, nachtvlinders en libellen tellen. Zonder hen zouden de monitoringprojecten niet bestaan.
Het is leuk om de telwerkzaamheden in samenwerking met anderen uit te voeren. Daarom is het ook mogelijk om als groep een of meerdere routes te lopen. Dat kan als werkgroep, maar ook met een aantal vrienden of collega's. In dat geval wordt een hoofdteller aangewezen die de contacten met de coördinator onderhoudt. De coördinator van het monitoringprogramma helpt u graag bij het vinden van andere waarnemers in uw buurt. En kijk vooral ook op onze werkgroepenpagina en sluit u aan bij een van de werkgroepen!
Als u zich heeft opgegeven als teller krijgt u een handleiding automatisch digitaal toegestuurd, u mag ons altijd vragen het ook op papier toe te sturen. Als u uw telresultaten nog niet online invoert dan krijgt u ook het papieren formulier thuisgestuurd. Als u wilt kunt u deze zaken ook downloaden.
Het beste kan je invoeren via onze invoersite of via de app, maar als je voor in het veld een formulier wilt hebben we ze hier voor je klaargezet.
Bij het begin van het telseizoen wordt het het jaarverslag van het meetnet van het jaar ervoor uitgebracht.
Dutch Monitoring data on butterflies, moths and dragonflies is principally available for research and conservation. All requests for access to Data or Derived Data will require a signed license agreement.