De overwintering gebeurt als ei. De eieren komen in het voorjaar uit, waarna de larvale fase twee tot drie maanden in beslag neemt. De larven sluipen uit van eind juni tot in oktober.
Larvenhuidjes zijn te vinden op waterplanten in de oeverzone van de voortplantingswateren, enkele decimeters tot enkele meters hoog.
Eitjes worden afgezet onder de bast van houtige takken die over (of vlakbij) het water hangen. De boom of struik reageert hierop met licht galvorming. Hierdoor zijn gebruikte takken te herkennen aan een dubbel spoor van bobbeltjes, waaronder de eitjes zich bevinden.
In de oeverzone, tussen water- en oeverplanten, maar ook op bodem tussen dood organisch materiaal.
De Houtpantserjuffer plant zich voort in stilstaande wateren van uiteenlopende grootte en chemische eigenschappen. De belangrijkste voorwaarde is de aanwezigheid van bomen en struiken met overhangende takken. Voor jacht, rijping, rust en het zoeken van een partner benut L.viridis beschutte plekken die op enige afstand van het water liggen, zoals bosjes, hagen, open plekken in bos, boslanen, ruigten en tuinen. De soort gedraagt zich als een cultuurvolger. In streken zonder bos is het voorkomen vaak beperkt tot de bebouwde kom en recreatiegebieden. (Dreyer 1978, Geijskes 1928, Jödicke 1997). Vervuiling van het water, bijvoorbeeld door zware metalen, wordt tamelijk goed verdragen (Rudolph 1979, Schmidt 1990). Soms komt de soort in langzaamstromend water voor, maar dan altijd waar de stroming het traagst is. Langs de Lek en de Waal zijn sporen van eiafzet gevonden op het op kribben staande struweel, maar onbekend is of hier daadwerkelijk voortplanting plaatsvindt. In Midden- en Zuid-Europa vormt langzaamstromend water juist de belangrijkste voortplantingsbiotoop (Heidemann & Seidenbusch 1993).
Overgenomen (met toestemming) uit:
Western Willow Spreadwing, Willow Emerald Damselfly
Weidenjungfer
Leste vert
(Gr.) Chalco van chalcos=koper, lestes=rover; lestes wordt, net als hier, ook veel gebruikt als achtervoegsel
(L.) viridis=groen
(Vander Linden, 1825)
Lengte: 39-48 mm. De langste pantserjuffer. Lichaam geheel metaalgroen. Achterhoofd geheel donker. Zijkant van het borststuk is kenmerkend getekend: vanuit de metaalgroene bovenzijde loopt een puntige uitstulping in de lichte onderzijde (het zogenaamde 'schiereilandje'). Pterostigma’s effen geel gekleurd, lichter dan bij ander pantserjuffers (voor dit kenmerk uitgekleurde dieren bekijken).
Mannetje: bovenste achterlijfsaanhangsels licht gekleurd. Onderste achterlijfsaanhangsels kort en recht.
Gelijkende soorten:
Andere pantserjuffers, vooral jonge dieren die nog geen donkere pterostigma’s hebben en nog geen berijping op het achterlijf.
Meer over gelijkende soorten:
De houtpantserjuffer is langer, slanker en groener dan andere pantserjuffers. De combinatie van het geheel donkere achterhoofd, het ‘schiereilandje’ op het borststuk, de lichte pterostigma’s en het ontbreken van blauwe berijping bij de mannetjes maakt deze soort onmiskenbaar. Houtpantserjuffers gedragen zich anders dan andere pantserjuffers. Ze zitten meestal niet in zeggen, biezen e.d. langs het water, maar in bomen of struiken.
Lengte 23-29 mm, waarvan procten 7-9 mm.
Kan worden verward met bruine- en noordse winterjuffer door niet gesteelde prementum. De nauw verwante pantserjuffers (Lestes) hebben een duidelijke gesteelde prementum. Lijkt verder op vertegenwoordigers van de waterjuffers, met name de grote roodoogjuffer. Onder een vergroting is te zien dat de juffer geen beharing heeft op de beweeglijke (bovenste) tand van het vangmasker.
Van eind juni tot begin november, hoogste dichtheid in augustus en eerste helft september. Imago’s zijn vaak te vinden op beschutte plaatsen op enige afstand van het water, zoals bosranden, struiken en ruigten. Eitjes worden afgezet onder de bast van takken die over (of vlakbij) het water hangen. Allerlei boom- en struiksoorten worden hiervoor benut. Als het aanbod van over het water hangende takken klein is, zijn meerdere eiafzettende paartjes bij elkaar aan te treffen.
Mobiel genoeg om nieuwe geschikte gebieden snel te koloniseren.
In heel Nederland aan te treffen op plaatsen met bomen of struiken aan de waterkant. Ontbreekt alleen in grote open polders en zeekleigebieden, waar dergelijke begroeiing ontbreekt.
Midden- en Zuid-Europa. Pas onlangs voor het eerst aangetroffen in Groot-Brittannië. Ontbreekt in Scandinavië en grote delen van Oost-Europa. Wordt in de Balkan vervangen door de sterk gelijkende Lestes parvidens, maar de overlap in het verspreidingsgebied van beide soorten is nog onvoldoende bekend.
Oostelijk tot in het Midden-Oosten, zuidelijk tot in Noord-Afrika.
Zeer algemeen
Matige afname in de periode 1999-2006.
Allerlei stilstaande en traag stromende wateren. Voorwaarde is dat er struiken of bomen langs de waterkant aanwezig zijn. Ook veel bij vijvers in bebouwde omgeving (tuinen, parken, enz.), waardoor de soort als cultuurvolger is aan te merken.