Half september-begin december in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. Jonge rupsen foerageren in een spinsel op de jonge uitlopers van diverse loofbomen. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin enkele weken later. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Yellow-line Quaker
Gelbbraune Herbsteule
la Xanthie noisette
Orthosia macilenta, Amathes macilenta
De herfstuilen vliegen in het najaar.
De grondkleur van deze soort is geelbruin.Meer over Nederlandse namen
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
macilenta: macilentus is mager, schraal. Dit slaat op de doorgaans zwakke tekening van de voorvleugels.
(Hübner, 1809)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze tamelijk gelijkmatig getekende uil is van de meeste andere in het najaar vliegende bruinachtige, niet verwante, uilen te onderscheiden door de smalle roodachtige afzetting langs de lichte golflijn. De golflijn loopt vrijwel geheel recht, maar vlak bij de voorrand bevindt zich een Z-vormige verspringing. De voorvleugel heeft meestal een lichte geelachtig bruine kleur, soms met een roodachtige tint; soms is de voorvleugel duidelijk geel. De binnenste lob van de niervlek is meestal donker of zelfs intens zwart, maar kan in sommige gevallen dezelfde kleur hebben als de grondkleur van de vleugel. De achtervleugel is zeer donker, soms bijna zwart.
Zie de bruine herfstuil (Sunira circellaris) en de zwartstipvlinder (A. lota).
Zwartstipvlinder (A. lota).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; daarbuiten minder algemeen. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Europa en Voor-Azië. Zuidelijk tot Centraal-Spanje, Sicilië, Noord-Griekenland, Klein-Azië en Libanon. Noordelijk tot Schotland, Midden-Scandinavië, Estland, Midden-Polen, Karpaten, de Krim en de Kaukasus. Op het Iberisch schiereiland en in Italië problemen met de afbakening t.o.v. A. blidaensis (Stertz, 1915).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen, duinen en heiden.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting