Half maart-eind september in twee niet duidelijke gescheiden generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen goed op licht.
Rups: mei-oktober. De rups leeft vooral op de afgevallen bladeren van de waardplant. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
Common Pug
Fallaub-Blütenspanner
l'Eupithécie austère
Tephroclystia vulgata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Deze dwergspanner is waarschijnlijk de gewoonste in ons land.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Vulgata: vulgus is gewoon; gewone dwergspanner.
(Haworth, 1809)
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Deze variabele dwergspanner heeft een vrij smalle voorvleugel met een gebogen voorrand. Het meest kenmerkend zijn de zeer kleine, maar meestal toch wel aanwezige middenstip op de roodachtig bruine voorvleugel en de vele fijne dwarslijntjes die gevormd worden door zwarte en witte vlekjes op de aders. De dwarslijnen zijn variabel in intensiteit en maken bij de voorrand meestal een duidelijke bocht. Kenmerkend zijn ook de witte golflijn en de witte vlek in de binnenrandhoek; bij vaag getekende of afgevlogen exemplaren blijft de golflijn vaak als laatste goed zichtbaar. Tussen de golflijn en de middenstip loopt een lichte band die vlak voor de voorrand een zigzagbocht maakt. Over de achtervleugel lopen eveneens dwarslijntjes en lijkt de witte golflijn van de voorvleugel te worden voortgezet. Langs de zijkant van het achterlijf bevinden zich zwarte vlekjes.
22-23 mm. Lijf heeft verschillende tinten groen of lichtbruin met een serie donkerder uitgerekte ruitjes- of driehoekige vormen op de rug.
Zie de esdoorndwergspanner (E. inturbata), de valeriaandwergspanner (E. valerianata) en de drievlekdwergspanner (E. trisignaria).
Grijze dwergspanner (Eupithecia subfuscata), oranje dwergspanner (Eupithecia icterata),witvlakdwergspanner (Eupithecia succenturiata) en meldedwergspanner (Eupithecia simpliciata).
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn. Vergelijk daarnaast ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen en het habitat.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
West- en Midden-Europa via Rusland tot ver in Azië. In Scandinavië tot hoog in het noorden (Lapland); in het zuiden tot Noord-Afrika en Klein-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
(Volks)tuinen, struwelen, moerassen, heiden, bossen en verwaarloosde stukjes grond.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting