Begin juni-eind juli in één generatie. De vlinders vliegen rond zonsondergang en zonsopkomst.
Rups: augustus-mei. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een cocon op de grond.
Isle of Wight Wave
Braunrandiger Zwergspanner
la Salie , la Phalène à côte rousse
Acidalia humiliata, Sterrha humiliata, Acidalia osseata
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
De roodachtig bruine voorrandstreep is kenmerkend voor deze stipspanner. Meer over Nederlandse namen
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.
humiliata: humilis is bij de grond, klein, laag, onbelangrijk. Het is niet duidelijk welke betekenins hier van toepassing zou moeten zijn. Het is een kleine en laag vliegende soort zonder veel kleur.
(Hufnagel, 1767)
Voorvleugellengte: 9-11 mm. Goed te herkennen aan de roodachtig bruine voorrand van de voorvleugel. De vleugels zijn vrij smal, meestal heel licht bruin met een enigszins gele tint, maar soms ook meer grijsachtig van kleur. De franjelijn bestaat uit een zeer fijne, nauwelijks onderbroken donkere lijn, die vooral met een loep goed te zien is.
Lijkt op de dwergstipspanner (I. fuscovenosa); deze mist echter de kenmerkende roodachtig bruine voorrand.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Idaea humiliata en I. fuscovenosa.
Vrij zeldzaam. Komt vrijwel uitsluitend voor in de duinen ten zuiden van Egmond; heel soms een waarneming uit het binnenland. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Nagenoeg beperkt tot de duinen, waar de soort lokaal algemeen is. In Wallonië wijdverbreid in de kalkstreek en de Gaume, daarbuiten ontbrekend.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noord-Afrika en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief Engeland) oostwaarts tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië, in het zuiden: de westelijke Middellandse Zee-eilanden, Italië, de Balkan, Klein-Azië en de Kaukasus.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bosranden, open plaatsen in vochtige bossen, randen van heidegebieden en duinen.
Diverse kruidachtige planten, waaronder zuring, paardenbloem en tijm.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting