Begin oktober-begin december in één generatie. De vrouwtjes kunnen worden gevonden door ´s morgens stammen af te zoeken. De mannetjes komen soms in grote aantallen op licht en zijn overdag vaak op bomen of muren in de buurt van een lichtbron te vinden.
Rups: april-juni. De rups lijkt sterk op die van de grote voorjaarsspanner (Agriopis marginaria) en is alleen van die soort te onderscheiden door de langere haren. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Scarce Umber
Orangegelber Breitflügelspanner
l'Hibernie orangée
Hybernia aurantiaria, Erannis aurantiaria, Hibernia aurantiaria
De najaarsspanner vliegt in oktober,november en december.
Agriopis: agrios is wild en ops, opos is het gezicht, vanwege de ruwe schubben die de voorkant bekleden.
aurantiaria: aurum is goud en antiae is het haar dat op het voorhoofd groeit, vanwege de goudoranje kleur van de kop en van de vleugels.
(Hübner, 1799)
Voorvleugellengte: 17-21 mm. Het mannetje heeft een oranjegele voorvleugel met een warme goudachtige gloed. De vrij rechte buitenste dwarslijn vertoont een opvallende, maar ondiepe dubbele knik. Tussen de duidelijke donkere dwarslijnen ligt vaak een middenvlek en rond deze lijnen ligt een variabele hoeveelheid grijsbruine vlekjes en stipjes. Het lichaam van het vleugelloze vrouwtje is donkerbruin. De duidelijk aanwezige vleugelstompjes zijn ook donkerbruin en hebben gewoonlijk elk twee zwarte banden.
Tot 30 mm; lichaam geelachtig of roodachtig bruin, sterk getekend met fijne purperachtig bruine streepjes en vaak met een brede, donkerbruine lengteband op de flanken; onderzijde donker purperachtig bruin met gele strepen; kop roodachtig bruin.
Afgevlogen of ongewoon donkere exemplaren kunnen worden verward met het mannetje van de grote wintervlinder (Erannis defoliaria), die echter nooit een goudkleurige grondkleur heeft; de buitenste dwarslijn is minder recht en vertoont een diepere knik. Het vrouwtje van de grote wintervlinder is gewoonlijk bleker en de vleugelstompjes zijn met het blote oog nauwelijks zichtbaar. Het mannetje van de grote voorjaarsspanner (A. marginaria) heeft opvallende zwarte stipjes langs de achterrand van de vleugels en het vrouwtje heeft grotere vleugelstompjes. Bovendien vliegt de grote voorjaarsspanner in het voorjaar en de najaarsspanner in het najaar.
Grote voorjaarsspanner (Agriopis marginaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en). De rups van de grote voorjaarsspanner heeft korte haren, de rups van de najaarsspanner lange haren.
Zeer algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en de duinen; elders schaars of ontbrekend. RL: niet bedreigd.
Algemeen en wijdverbreid in de oostelijke helft van Vlaanderen, minder talrijk in de westelijke. In Wallonië wijdverbreid en algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Spanje door Midden-Europa tot Rusland; in het zuiden: van het westelijke Middellandse Zeegebied via de Zwarte Zee tot de Kaukasus, in het noorden tot Midden-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral open loofbossen met volgroeide bomen; ook oude struwelen en tuinen in bosachtige gebieden.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting