Juli-september in één generatie; in Zuid-Europa een tweede generatie in oktober-november. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: augustus-april. De rups verbergt zich overdag dicht tegen de grond en overwintert in volgroeid stadium op of in de grond; de verpopping vindt ondergronds plaats.
Crescent Dart
la Noctulelle farouche
De Agrotis- en Euxoa-soorten werden samengevoegd onder de groepsnaam worteluil. De rupsen hebben een relatie met plantenwortels.
Deze ongewone vlinder heeft zijn verspreiding zuidelijk (en ver oostelijk) van ons land.
Agrotis: agrotes is van het veld, iemand van het platte land. Grasland is meer het habitat dan bossen. Deze naam werd als eerste door Hübner voorgesteld (1806).
trux: trux is ruw. Mogelijk naar de grove structuur van de antennen of, zoals Spuler veronderstelt, naar het harige achterlijf.
Hübner, 1824)
Voorvleugellengte: 16-19 mm. De voorvleugel van deze uil is enigszins puntig met een kaarsrechte voorrand en een kleine, donker omrande witachtige ringvlek, die soms een donkere kern heeft. Bij zeer lichte exemplaren valt de ringvlek soms weg tegen de grondkleur. Het mannetje heeft een licht of donker grijsachtig bruine voorvleugel met een donkerbruine bestuiving en donkere vlekken; de achtervleugel is wit en de antennen zijn enigszins geveerd. Het vrouwtje is te herkennen aan de zwartachtige voorvleugel met een lichter, grijs getint veld aan de buitenzijde van de niervlek; de achtervleugel is grijsachtig met een vage grijsbruine achterrand.
Zie de gewone velduil (A. segetum) en de geoogde worteluil (A. clavis).
Zeer zeldzaam. Van deze soort zijn slechts twee 'recente' waarnemingen bekend die dateren uit 1986 in Heerlen en uit 1993 in Haamstede.
Slechts een enkele melding van een zwerver uit het midden van het land.
Noord-Afrika, het hele Middellandse Zeegebied tot Voor-Azië. In het Atlantische klimaat noordelijk tot Bretagne en de Zuid- en Westkust van de Britse eilanden. Naar het oosten Zuid-Zwitserland, de zuidelijke Alpendalen, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië; ook in Polen voorkomend. Duitse opgaven dienen te worden nagekeken.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Droge steppeachtige gebieden met lage vegetatie.
Diverse kruidachtige planten en grassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting