Eind mei-eind juni in één generatie. De vlinders vliegen alleen bij zonnig weer. Vanaf ‘s ochtends actief met een piek in activiteit tussen 17.00 en 20.00 uur in de nabijheid van (zeer) oude eiken die bij voorkeur volop in de avondzon staan. Uit de buitenlandse literatuur is bekend dat ze bloemen bezoeken. De mannetjes komen op feromoonpreparaten van zowel de eigen soort als die van populierenglasvlinder af, met name in de vroege avonduren.
Rups: tweejarige cyclus van augustus-april. De rups overwintert tweemaal. Anders dan de Geelbuikwespvlinder die alleen in oneven jaren vliegt, vliegt de Oranjetip-eikenwespvlinder elk jaar.
Voorvleugellengte: 6-11 mm. Een kleine wespvlinder met meestal een slecht zichtbare gele kraag en twee dunne gele lijnen over het borststuk. Op het midden van de bovenzijde van het borststuk op de overgang naar het achterlijf bevindt zich een kleine, vierkante (bleek)gele vlek. Dit is het duidelijkste verschil met de bessenglasvlinder en Spulers wespvlinder. Dit vlekje is echter alleen goed te zien bij verse vlinders. Op de bovenzijde van de voorvleugels is verder het fel oranje apicale veld met zwarte adering kenmerkend. Het achterlijf is metalig glanzend zwart en met drie gele ringen op de segmenten twee, vier en zes; bij het mannetje ook op segment 7. De oranjetip-eikenwespvlinder is echter één van de meer variabele wespvlindersoorten met soms afwijkende aantallen ringen of ringkleuren.
Tot 16 mm lang; lichaam geelachtig wit met een bruine kop
De oranjetip-eikenwespvlinder is moeilijk uiterlijk te onderscheiden van de bessenglasvlinder (S.tipuliformis) en van de Spulers wespvlinder (S. spuleri) zeker als het afgevlogen exemplaren betreft. De vleugeltop van spuleri is zwart met af en toe een zweem van oranje terwijl de vleugeltop van de bessenglasvlinder net als bij de oranjetip-eikenwespvlinder oranje is met enkel de aders zwart. Maar er is hierbij(bijna) overlappende variatie. Hét onderscheid tussen conopiformis en tipuliformis is de kleine (bleek)gele vlek op het borststuk. De eikenwespvlinder (S. vespiformis) heeft een smal roodachtig dwarsbandje op de voorvleugel, een meer bruin dan roodachtig veld in het voorvleugeluiteinde en gele poten. Zie ook de elzenwespvlinder (S. spheciformis) en de klaverwespvlinder (Bembecia ichneumoniformis).
Zeer zeldzaam (waarschijnlijk meer voorkomend). In 2020 voor het eerst waargenomen in Zuid-Limburg. In 2021 en 2022 daarnaast ook waargenomen op een tiental locaties op en rond de stuwwal van Nijmegen.
Zeer zeldzaam. In 2020 voor het eerst waargenomen in Zuid-Limburg met het soort specifieke feromoon. In 2021 en 2022 op een tiental locaties op en nabij de stuwwal bij Nijmegen waargenomen. Ook incidenteel op het feromoon voor de Populierenglasvlinder Paranthrene tabaniformis.
Zeer zeldzaam. Van 1980 tot 2004 vermeld uit de provincie Luxemburg, maar vanaf 2005 ook waargenomen in de provincie Luik ca. 20 km zuidelijk van de grens met Nederland.
België, Luxemburg, Frankrijk (zonder Corsica), Spanje, Portugal, Duitsland, Zwitserland, Italië (incl. Sardinië en Sicilië), Oostenrijk, Hongarije, Europees Rusland, Belarus, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Kroatië, Noord-Macedonië, Servië, Roemenië, Bulgarije, Ionische eilanden.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Monofaag op (zeer) oude Zomereiken en Wintereiken.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting