Half mei-half juli in één generatie. De vlinders vliegen op warme zonnige dagen, soms in grote aantallen, rond de toppen van eiken of naaldbomen. Ze rusten op het blad van struiken en komen op licht.
Rups: augustus-oktober. De soort overwintert als pop in een zijden cocon onder mos in de strooisellaag.
Red-necked Footman
Rotkragen-Flechtenbärchen
la Veuve , le Collier rouge
roodhalsbeer, roodkraagje
Gnophria rubricollis, Lithosia rubricollis
De aanduiding beertje heeft deze soort gemeen met de kleinere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
Alle beertjes hebben een geelachtige of grijsachtige grondkleur maar dit beertje is uitgesproken zwart (met een mooi rood kraagje).
Atolmis: atolmia is gebrek aan moed. Macleod's uitleg dat dit betrekking heeft op de rups die zich overdag verschuilt in de bast van bomen is mogelijk juist, als tenminste Hübner kennis had van de levenscyclus van deze soort.
rubricollis: ruber is rood en collum is de nek; naar de rode kraag vlak achter de kop van de vlinder.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Het enige beertje met effen zwarte, bij verse vlinders fluweelachtige, vleugels en een rode kraag. Afgevlogen exemplaren zijn meer bruinachtig zwart. Het achterlijf is oranjegeel met uitzondering van het voorste deel aan de bovenkant.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Toegenomen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland en West-Europa, inclusief de Britse eilanden, naar het oosten via de gematigde zone tot in het Amoergebied. Naar het zuiden tot het noordelijk Middellandse Zeegebied inclusief Italië en Sicilië tot de Zwarte Zee. Naar het noorden tot in Zuid-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, naaldbossen en beboste heiden; ook in stedelijke omgeving.
(Korst)mossen en algen op allerlei bomen en struiken.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
plat beertje
Eilema lurideola
satijnvlinder
Leucoma salicis
gepijlde micro-uil
Schrankia costaestrigalis
vierstipbeertje
Cybosia mesomella
zwarte-l-vlinder
Arctornis l-nigrum
purperuiltje
Phytometra viridaria