Eind juni-eind augustus in één generatie. De mannetjes komen geregeld op licht; de vrouwtjes worden zelden gezien.
Rups: augustus-juni. In het voorjaar kan de rups foeragerend, zonnend of onder een steen rustend worden aangetroffen. De rups verpopt zich in een losse cocon in een spleet of onder stenen.
Muslin Footman
Blankflügel-Flechtenbärchen
la Mondaine
bleke mosbeer
De aanduiding beertje heeft deze soort gemeen met de kleinere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
De vleugels van dit beertje zijn crèmekleurig en sterk doorschijnend hetgeen een bleke indruk tot gevolg heeft.
Nudaria: nudus is naakt, wijzend op de dunne laag schubben op de vleugels; 'alis omnibus denudatis'.
mundana: mundus is elegant, sierlijk; naar de tere verschijning die de vlinder is. Pickard dacht dat de naam komt van mundanus is met aarde, maar hij gaat dan voorbij aan het feit dat Linnaeus deze vlinder als pyralide beschreef en daar hoort de uitgang -ana bij.
(Linnaeus, 1761)
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Een klein broos, crèmekleurig beertje met sterk doorschijnende vleugels. Over de voorvleugel lopen twee donkere dwarslijnen, waarvan vooral de binnenste ruwweg een V-vorm heeft. De achtervleugel is effen.
Tot 12 mm; lichaam lichtgrijs met zwarte tekening, bedekt met zwarte haarborsteltjes, die op kleine verheven wratjes staan ingeplant; over de rug een rij dubbele gele vlekjes; segment zeven met een grote, fluweelzwarte vlek op het midden van de rugzijde; kop zwartachtig.
Zie het rondvleugelbeertje (Thumata senex).
Zeer zeldzaam. De soort kwam vroeger plaatselijk in de duinen voor; er zijn slechts enkele recente meldingen.
Zeer zeldzaam. Komt erg lokaal voor in Luik, Luxemburg en Namen.
Van het Iberisch schiereiland tot Midden-Europa. In het westen tot de Britse eilanden. Naar het noorden tot Midden-Scandinavië en naar het zuiden via het noordelijke Middellandse Zeegebied en via de Balkan tot de Zwarte Zee.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral open steenachtige plaatsen en struwelen.
(Korst)mossen op vochtige stenen, paaltjes en stammen of takken van geïsoleerde bosjes.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting