Eind maart-begin juni in één generatie; de meeste vlinders vliegen rond de overgang van april naar mei. De mannetjes zijn vooral overdag actief, de vrouwtjes vooral in de schemering en ´s nachts. De vlinders komen op licht.
Rups: mei-augustus. Jonge rupsen hebben vijf opvallende, roodwit gestreepte doorns op het lichaam. De soort overwintert als pop in een vrij stevige cocon in de strooisellaag.
Nagelfleck
la Hachette
Tauvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.
Tau werd overgenomen van de wetenschappelijke soortnaam; het verwijst naar de witte T in de donkere ogen op de vleugels.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: ♂ 25-30 mm, ♀ 35-42 mm. Een grote vlinder met zowel op de voor- als de achtervleugel een blauwe oogvlek met daarin een duidelijke witte vlek in de vorm van een T; deze witte vlek is ook op de onderkant van de vleugels zichtbaar. De vleugels zijn warm geelbruin met een rode tint bij het mannetje en lichter geel bij het vrouwtje. Als enige aanwezige dwarslijn is er een donkere golflijn. Deze is op de achtervleugel doorgaans dikker dan op de voorvleugel. Vooral de vleugelzoom is fijn donker bespikkeld. De dikte van de golflijn en de mate van bespikkeling variëren; soms komen exemplaren voor met een zeer donkere vleugelzoom.
Tot 50 mm; dik met sterk ingesneden segmenten en naar de kop versmald; lichaam geelachtig groen boven de spiracula en blauwachtig groen onder de spiracula, met een rij witte of geelachtige, diagonale strepen; onder de spiracula een witte lengtestreep; aan weerszijden van segment vier een roodachtige vlek met zwarte kern; kop groen. De jonge rupsjes hebben opvallende, gewei-achtige uitsteeksels op de rug.
Zeldzaam. Komt op de Veluwe vrij veel voor; wordt ook waargenomen in Zuid-Limburg en rond Nijmegen. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam, maar lokaal algemeen in Vlaanderen. Beperkt tot de boscomplexen rond Brussel en Leuven en de Voerstreek; daar lokaal talrijk. In Wallonië wijdverbreid en vrij algemeen ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via Europa en de gematigde zone tot Oost-Azië. Niet op de Britse eilanden en niet in het zuidelijke Middellandse Zeegebied. In Scandinavië alleen in het zuidelijke deel.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Voornamelijk (beuken)bossen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting