Begin juni-half augustus in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer.
Rups: juli-mei. De rups overwintert halfvolgroeid en verpopt zich op de grond.
Jubilee Fan-foot
Felsbuschwald-Spannereule
l'Herminie plumeuse
Herminia lunalis, Polypogon lunalis, Zanclognatha tarsiplumalis, Herminia tarsiplumalis
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
Het kleine gebogen streepje, maantje, middenop de voorvleugel is kenmerkend.
Zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam'.
lunalis: luna is de maan, naar de grote en duidelijk aanwezige niervlek.
(Scopoli, 1763)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Deze snuituil lijkt op de lijnsnuituil (Herminia tarsipennalis), maar is iets groter en heeft een grijs- tot roodachtig bruine, vaak purperachtig getinte voorvleugel. Kenmerkend is de in vergelijking met verwante soorten grotere en sterker gebogen niervlek. De buitenste dwarslijn is fijn geschulpt. Opvallend is donkerbruine schaduwachtige afzetting aan weerszijden van de lichte golflijn. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende ‘snuit’, gevormd door de lange palpen.
De schaduwsnuituil (Herminia tarsicrinalis) is iets kleiner en heeft een diffuse, maar duidelijk aanwezige roodachtig bruine middenschaduw, waarin (of waarnaast) de smalle gebogen middenvlek ligt. Zie ook de lijnsnuituil (H. tarsipennalis) en de wilgenspanner (Macaria artesiaria).
Baardsnuituil (Pechipogo strigilata), boogsnuituil (Herminia grisealis) en stippelsnuituil (Macrochilo cribrumalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Een soort die verspreid over het land af en toe wordt waargenomen. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Geen recente, gedocumenteerde waarnemingen in Vlaanderen. In Wallonië zeldzaam, met verspreide waarnemingen uit Luik, Luxemburg en Namen, vooral in de kalkstreek.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noord-Spanje via Italë en Griekenland tot de Kaukasus. Naar het noorden tot Zuid-Engeland en Zuid-Scandinavië (niet duidelijk of dit standvlinders betreft). Naar het oosten via de Oeral en het Oessoeri-gebied tot Japan en Korea.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen en bosachtige gebieden.
Verdorde bladeren; in gevangenschap ook paardenbloem.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting