Half mei-eind juli in één generatie. De mannetjes vliegen aan het eind van de middag, in de schemering en bij zonsopkomst. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes komen op licht en rusten ´s nachts en overdag op grasstengels.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een losse cocon tussen stenen.
Dew Moth
Trockenrasen-Flechtenbärchen
l'Endrosie diaphane , la Rosée , la Diaphane
kleine tijger, steenmosbeertje
Philea irrorella, Endrosa irrorella, Setina irrorea
De aanduiding beertje heeft deze soort gemeen met de kleinere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
Dit tijgerbeertje wordt in verband gebracht met de grote beren gele en witte tijger; de kleur is wat erg geel maar verder lijkt dit beertje wel wat op een verkleinde uitgave van die twee.
Setina: ses is een nachtvlinder. Schrank vertaalt de aanduiding 'Motteule'. De uitleg van o.a. Macleod dat Setina komt van 'een stad in Latium' is niet juist: geografische genusnamen kwamen pas later.
irrorella: irroro is met dauw besprenkelen: Linnaeus geeft geen uitleg maar een tekening bij Clerck (1759) laat flink wat zwarte spetters zien. Een letterlijke verklaring is ook mogelijk omdat de vlinder hangend aan grasstengels gevonden kan worden met de vleugels helemaal bedauwd.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 11-18 mm. Kenmerkend zijn de drie rijen kleine zwarte vlekjes die dwars over de eigele voorvleugel lopen. De voorrand van de voorvleugel is helemaal recht, vooral bij het mannetje, waardoor de vlinder in rust de vorm heeft van een driehoek. Het vrouwtje is kleiner en heeft een smallere voorvleugel.
Zeer zeldzaam. Een soort die na 1980 nauwelijks meer in ons land wordt waargenomen. Deze soort kwam vroeger vooral voor in Gelderland, Limburg en Noord-Brabant en was op de vliegplaatsen vaak algemeen. RL: gevoelig.
Wellicht verdwenen in Vlaanderen, waar de soort na 1980 in Antwerpen en Limburg gezien werd. Zeldzaam en lokaal in Wallonië, vooral in de kalkstreek.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van Zuid- en West-Europa, inclusief de Britse eilanden, noord- en oostwaarts via de gematigde zone tot Oost-Siberië en Kamtsjatka. Naar het noorden tot boven de poolcirkel. In het zuiden verloopt de grens over Zuid-Frankrijk, de Balkan tot de Zwarte Zee.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral graslanden.
Korstmossen; vaak op stenen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bleek purperuiltje
Eublemma ostrina
bruine prachtuil
Dysgonia algira
plakker
Lymantria dispar
eikenweeskind
Catocala promissa
gele tijger
Spilosoma lutea
grauwe borstel
Gynaephora fascelina