tijgerbeertje Setina irrorella

Familie

spinneruilen (EREBIDAE)

Zeldzaamheid

Zeer zeldzaam. Een soort die na 1980 nauwelijks meer in ons land wordt waargenomen. Deze soort kwam vroeger vooral voor in Gelderland, Limburg en Noord-Brabant en was op de vliegplaatsen vaak algemeen. RL: gevoelig.

Rode lijst

gevoelig

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Half mei-eind juli in één generatie. De mannetjes vliegen aan het eind van de middag, in de schemering en bij zonsopkomst. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes komen op licht en rusten ´s nachts en overdag op grasstengels.

Levenscyclus

Rups: augustus-juni. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een losse cocon tussen stenen.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Dew Moth

Duitse naam

Trockenrasen-Flechtenbärchen

Franse naam

l'Endrosie diaphane , la Rosée , la Diaphane

Oud Nederlandse naam

kleine tijger, steenmosbeertje

Synoniemen

Philea irrorella, Endrosa irrorella, Setina irrorea

Meer

Toelichting Nederlandse naam

De aanduiding beertje heeft deze soort gemeen met de kleinere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
Dit tijgerbeertje wordt in verband gebracht met de grote beren gele en witte tijger; de kleur is wat erg geel maar verder lijkt dit beertje wel wat op een verkleinde uitgave van die twee.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Setina: ses is een nachtvlinder. Schrank vertaalt de aanduiding 'Motteule'. De uitleg van o.a. Macleod dat Setina komt van 'een stad in Latium' is niet juist: geografische genusnamen kwamen pas later.
irrorella: irroro is met dauw besprenkelen: Linnaeus geeft geen uitleg maar een tekening bij Clerck (1759) laat flink wat zwarte spetters zien. Een letterlijke verklaring is ook mogelijk omdat de vlinder hangend aan grasstengels gevonden kan worden met de vleugels helemaal bedauwd.

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 11-18 mm. Kenmerkend zijn de drie rijen kleine zwarte vlekjes die dwars over de eigele voorvleugel lopen. De voorrand van de voorvleugel is helemaal recht, vooral bij het mannetje, waardoor de vlinder in rust de vorm heeft van een driehoek. Het vrouwtje is kleiner en heeft een smallere voorvleugel.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Vooral graslanden.

Planten

Korstmossen; vaak op stenen.

Waardplant

Gewoon korstmos
Hypogymnia

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie spinneruilen (EREBIDAE)

bleek purperuiltje
Eublemma ostrina

bruine prachtuil
Dysgonia algira

plakker
Lymantria dispar

eikenweeskind
Catocala promissa

gele tijger
Spilosoma lutea

grauwe borstel
Gynaephora fascelina

Alle soorten uit deze familie