Eind maart-eind juli in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop achter de schors van de waardplant of in de strooisellaag.
Oak-tree Pug
Eichenhain-Blütenspanner
l'Eupithécie sagittée
Tephroclystia dodoneata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De zomereik is de voornaamste waardplant van deze dwergspanner.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Dodoneata: Dodona is een stad van Epirus in het noordwesten van Griekenland waar een oud orakel was gevestigd. De antwoorden van dit orakel werden gegeven door de wind die blies door een groeve met heilige eiken en die werden versterkt door ketels, aangebracht in de takken. Aldus werd dodoneus allengs tot behorend bij de eik, die een van de waardplanten van deze soort is.
Guenée, 1858
Voorvleugellengte: 8-11 mm. Lijkt veel op de voorjaarsdwergspanner (E. abbreviata), maar is kleiner en bonter getekend. Opvallend is het witachtige veld aan de buitenzijde van de middenstip. De donkere middenstip is rond en ligt altijd op de afscheiding met het wortelveld. Aan de binnenzijde van de buitenste dwarsband bevinden zich donkere pijlvlekjes, niet alleen ter hoogte van de middenstip, maar soms zelfs over de hele lengte van de dwarsband. Langs de voorrand en de binnenrand van de voorvleugel ligt vaak een oranjebruine streep. De voorvleugel is vaak wat afgerond. De achtervleugel is duidelijk getekend en heeft in het midden een witachtig veld.
Lengte: 22-24 mm. Lijf gewoonlijk in een lichtbruine tint met een duidelijke rij donkerbruine v's of driehoekige tekens over het midden van de rug.
De fijnspardwergspanner (E. tantillaria) heeft een grotere zwarte middenstip, krachtiger dwarslijnen en een lichtere achtervleugel; de pijlvlekken langs de binnenzijde van de buitenste dwarsband ontbreken. Zie ook de voorjaarsdwergspanner (E. abbreviata) en de jeneverbesdwergspanner (E. pusillata).
Zwartvlekdwergspanner (Eupithecia centaureata), heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), egale dwergspanner (Eupithecia absinthiata), schermbloemdwergspanner (Eupithecia tripunctaria), smalvleugeldwergspanner (Eupithecia nanata), jeneverbesdwergspanner (Eupithecia pusillata), v-dwergspanner (Chloroclystis v-ata), zwartkamdwergspanner (Gymnoscelis rufifasciata), guldenroededwergspanner (Eupithecia virgaureata), voorjaarsdwergspanner (Eupithecia abbreviata), vingerhoedskruiddwergspanner (Eupithecia pulchellata) en beverneldwergspanner (Eupithecia pimpinellata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Wordt vooral waargenomen in Gelderland, Noord-Brabant en de kustprovincies; op sommige vliegplaatsen talrijk. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam in heel Vlaanderen, maar wijdverbreid en lokaal algemeen ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel. In Wallonië wijdverbreid, maar lokaal.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Vooral in Zuid-Europa wijdverbreid. Van Noordwest-Afrika, via het Iberisch Schiereiland, het Middellandse Zeegebied tot de Balkan en Klein-Azië. Noordelijk hiervan op de Britse eilanden, Midden- en Oost-Europa; in het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Oude bossen, houtsingels, struwelen en duinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting