Eind april-eind augustus in twee generaties. De vlinders komen op licht.
Rups: juni en augustus-september. De soort overwintert als pop in een losse cocon op of in de grond.
Large Dark Prominent
Gelbbrauner Zahnspinner
la Demi-Lune grise
Notodonta tritophus
De geelbruine tandvlinder heeft een grijze grondkleur. De Duitse naam is Gelbbrauner Zahnspinner.
Tandvlinders hebben aan de voorvleugel een uitstulping die in rust als een tand boven de vlinder uitsteekt.
Notodonta: notos is de achterkant en odous, odostos is een tand; naar de dorsale schubbenpluimen op de voorvleugels die naar voren komen als de vleugels in rust zijn. Het is waarschijnlijk dat Ochsenheimer ook de bulten op de rupsrug van een aantal soorten in gedachten had.
torva: torvus is droefgeestis, bars, naar de sombere kleur van deze soort.
(Hübner, 1803)
Voorvleugellengte: 19-25 mm. De bruinachtig grijze voorvleugel heeft vaak een grof aandoend uiterlijk doordat deze bestoven is met geelachtige schubben. Over de voorvleugel lopen twee onregelmatige donkerdere dwarslijnen en de langwerpige lichte middenstip heeft een donkere kern. Het mannetje is iets kleiner en donkerder dan het vrouwtje. De kleur kan variëren.
Tot 40 mm; lichaam varieert in kleur van grijs tot geelachtig bruin of donker purperachtig bruin; op de rugzijde van de segmenten vijf en zes opvallende bulten en op segment elf een kleinere bult; over de rug een donker purperachtig bruine middenband, die naar de staart toe verbleekt; over de spiracula een witachtige lengtestreep; kop witachtig met zwartachtig bruine stippen.
De dromedaris (N. dromedarius) heeft altijd een lichte geelachtige vlek aan de voorrand van de vleugelwortel. Ongewoon effen exemplaren van de eikentandvlinder (Peridea anceps) vertonen qua kleur veel gelijkenis, maar zijn groter.
Wilgentandvlinder (Notodonta tritophus) en kameeltje (Notodonta ziczac).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer zeldzaam. De soort is verspreid over het land slechts af en toe waargenomen.
Zeldzaam, maar wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
Van Oost-Frankrijk via Midden- en Noord-Europa en via de gematigde zone tot Oost-Azië (Japan) en Noord-Amerika. In het zuiden loopt de areaalgrens ten noorden van de Balkan tot de Zwarte Zee. In het noorden door Scandinavië tot aan de poolcirkel.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vochtige bossen en laagveenmoerassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting