Half april-begin september in twee generaties. De vlinders komen op licht en zijn bij hoge uitzondering ook overdag actief.
Rups: juni-oktober. De rups kan zowel op volgroeide als op jonge bomen worden gevonden. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Coxcomb Prominent
Kamel-Zahnspinner
la Crête de coq
Lophopteryx capucina, Ptilodon camelina, Lophopteryx camelina, Notodonta camelina
Kroonvogeltje is een al lang bestaande naam en wordt al gebruikt door Ter Haar in 'Onze vlinders'.
Kroon slaat uiteraard op het kapje op de kop; maar waarom juist deze vlinder met vogeltje wordt aangeduid blijft onduidelijk.
Ptilodon: ptilon is een veer, een vleugel en oudous, odontos is tand, naar het pluimpje op de voorvleugel.
capucina: cappa is een kap, een puntmuts. Dit woord is ook herkenbaar in Capucijner monniken, een afdeling van de Franciscanen. Uiteraard een verwijzing naar de grote kuif op de thorax van de vlinder.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 17-22 mm. De voorvleugel heeft een gelijkmatige lichte of donkere warmbruine grondkleur. De tanden aan de binnenrand van de voorvleugel vormen in rusthouding een opvallende donkerbruine uitstulping aan de rugzijde. Op het borststuk bevindt zich een karakteristieke grote kam die van boven crèmekleurig is en als een soort kroontje naar voren wijst. Er is weinig variatie in tekening.
Tot 35 mm; lichaam bleek blauwachtig groen, soms met een rozeachtig purperen of een bleek okerkleurige zweem; op de flanken een geelachtig witte lengtestreep met daarin achter elk spiraculum een rood veegje; segment elf met een paar roodgepunte wratten op de rugzijde; kop lichtgroen of okerkleurig.
De esdoorntandvlinder (P. cucullina) heeft een groot wit vlak aan de achterrand en is kleiner.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via heel West-, Midden- en Noord-Europa tot Oost-Azië (Japan). De zuidgrens loopt over Midden-Italië en de Balkan en via Turkije tot de Zwarte Zee en de Kaukasus. Naar het noorden via Scandinavië tot aan de poolcirkel.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting