Begin juni-half september in twee generaties. De vlinders kunnen overdag rustend worden waargenomen. Ze komen in kleine aantallen op licht.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als rups op de waardplant, maar eet tijdens milde dagen in de winter gewoon door; verpopt zich in de strooisellaag.
Small Blood-vein
Rötlichgelber Kleinspanner
la Fausse-Timandre
Acidalia imitaria
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. De enige waardplant van deze stipspanner is liguster.
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.
imitaria: imitor is nadoen of namaken. Waarschijnlijk vanwege de gelijkenis met T. comae. Macleod veronderselt dat het slaat op de eigenschap van de rups om zich dood te houden. Dat is leuk gevonden maar Hübner keek alleen naar imago's en nooit naar rupsen.
(Hübner, 1799)
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Een goed herkenbare vaalgele spanner met een fijne donkere binnenste- en buitenste dwarslijn en franjelijn, en een dikke middelste dwarslijn met meestal een donkere schaduw aan de buitenzijde. Dit geldt voor zowel de voor- als achtervleugel; alleen de binnenste dwarslijn ontbreekt op de achtervleugel. De middelste dwarslijn loopt licht gebogen en enigszins schuin in de richting van het vleugeluiteinde over de voorvleugel. Op alle vleugels bevindt zich een zwarte middenstip. De achtervleugel heeft halverwege de achterrand een duidelijke punt; voor de voorvleugel geldt dit in mindere mate. De voorvleugel heeft bovendien een scherpe vleugelpunt.
Zie de lieveling (Timandra comae).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen beide soorten.
Zwartstipspanner (Scopula nigropunctata), prachtstipspanner (Scopula marginepunctata), witroze stipspanner (Scopula emutaria), bosspanner (Scopula immutata), roomkleurige stipspanner (Scopula floslactata),crème stipspanner (Scopula ternata) en vals witje (Siona lineata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor langs de hele westkust van Zeeuws-Vlaanderen tot Texel; wordt ook waargenomen in Zuid-Limburg en op enkele plekken in het midden van het land. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam in het hele land. Komt in Vlaanderen wijdverbreid voor in lage aantallen; sterk toegenomen. In Wallonië zeldzaam.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noord-Afrika tot het zuiden van Midden-Europa; in het westen tot de Britse eilanden, in het zuiden: Spanje, de westelijke eilanden van de Middellandse Zee, Italië, de Balkan en Klein-Azië. De oostgrens is nog onduidelijk.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open plekken in de duinen, struwelen en loofbossen.
Vooral wilde liguster, maar ook haagliguster.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting