In de meeste gevallen geen probleem zijn om een insect als zijnde een vlinder te herkennen. Maar er is een aantal insecten die vaak verward word met vlinders.
Vlinders behoren binnen de orde Insecten tot de Lepidoptera. Dit woord komt uit het Grieks: (Grieks: lepis = schub en pteron (meervoud ptera) = vleugel). De letterlijke vertaling is dus ‘schubvleugeligen’. De vleugels van vlinders zijn bedekt met schubben, die op verschillende wijze licht absorberen. Zo krijgen ze de voor ons zichtbare kleuren en tekening.
Er zijn ook andere insecten die op vlinders lijken. Een aan vlinders nauw verwante insectenorde is die van de schietmotten of kokerjuffers (Trichoptera). De vleugelvorm en de vleugelhouding lijken sprekend op die van sommige nachtvlinders en ook hebben de schietmotten lange tot zeer lange antennen.
Een belangrijk onderscheid met een vlinder is:
De naam schietmot komt waarschijnlijk van het typische vluchtgedrag waarbij ze werkelijk plotseling snel kunnen wegschieten. De naam kokerjuffer wijst op het leefgedrag van de larve die in stromend of stilstaand waterkokertjes of buisjes maakt ter bescherming van zijn weke achterlijf. Er zijn ook enkele vlinderrupsen die kokertjes maken (Adelidae, Coleophoridae, Psychidae), maar deze leven op het land in plaats van in het water. De weinige soorten die als rups onder water leven maken veelal spinsels of zitten in plantenstengels. Slechts één kokerjuffersoort leeft als larve op het land: Enoicyla pusilla, die in bladstrooisel heel gewoon kan zijn. De kokertjes van de larve worden circa 1 cm lang en zijn gemaakt van zandkorrels. Rupsenkokertjes zijn nooit van zandkorrels gemaakt en dus goed te onderscheiden.
Een wat minder bekende groep die nu en dan toch voor verwarring zorgt zijn de motmuggen (Psychodidae) van de orde vliegen en muggen (Diptera). Hoewel de meeste soorten erg klein zijn komen er toch enkele relatief grote soorten voor in Nederland, die prompt ook wel voor vlinder worden aangezien.
De ovale voorvleugels die in ruststand, net als bij sommige vlinders, V-vormig worden neergelegd, het wollig behaarde borststuk en de nachtvlinderachtige antennen, dragen daartoe bij.
Maar deze motmuggen zijn onmiddellijk van de vlinders te onderscheiden door het ontbreken van goed ontwikkelde achtervleugels; alleen een rudiment hiervan in de vorm van een knotsje is nog aanwezig. Helaas is dit op het eerste gezicht natuurlijk moeilijk te zien, omdat de motmuggen zo klein zijn. Net als schietmotten hebben ook motmuggen haren in plaats van schubben, maar ook dat is pas te zien na een sterkere vergroting.
De wetenschappelijke definitie van wat een vlinder een vlinder maakt, bestaat uit tien zeer technische kenmerken, die zelfs voor een professional moeilijk te zien en te begrijpen zijn. Wilt u ze lezen? Het is even doorbijten, maar hieronder kunt u ze vinden: