In het ‘traditionele’ maaibeheer wordt het terrein in een kort tijdbestek gemaaid, voedsel en dekking verdwijnen en eitjes, rupsen en poppen worden vernietigd of afgevoerd. In bijna alle graslandvegetaties waar een gemechaniseerd maaibeheer wordt uitgevoerd, is een achteruitgang bij diverse diergroepen geconstateerd. Met ander maaibeheer kunnen deze problemen worden voorkomen.
Minder vaak maaien is een eerste stap in de goede richting. De meeste planten kunnen er niet tegen wanneer zij wekelijks gemaaid worden. Alleen gras heeft daar geen last van. Bovendien kunnen planten niet gaan bloeien wanneer zij steeds kort worden afgemaaid. Vlindervriendelijke terreinen worden daarom maar een of twee keer per jaar gemaaid. Deze zijn dus veel ruiger dan gemaaide terreinen, maar ook kleurrijker.
Maaien is belangrijk, want zonder maaien groeit terrein helemaal dicht en verdwijnen de bloemen. Bij het gefaseerd maaien blijft een deel van de vegetatie ongemaaid, dit deel wordt bij de volgende maaibeurt meegenomen.
Over gefaseerd maaien zijn twee artikelen die zijn verschenen in het tijdschrift Vlinders.
Lees het Kennisblad OBN Veldwerkplaats over het bevorderen van insectendiversiteit en massaliteit en onder ander door sinusbeheer.
Ook in de winter, als er niets meer bloeit, is het belangrijk gefaseerd te maaien. Dat geeft eitjes, rupsen en poppen de kans te overwinteren. Deze spreiding van beheer in ruimte en tijd biedt mogelijkheden voor het ontwikkelen van verschillende structuren.
Het is belangrijk dat maaisel wordt afgevoerd. In het algemeen echter geldt dat het voor insecten en de vegetatie gunstig is om het maaisel een paar dagen te laten liggen. Doordat het een tijdje blijft liggen kunnen de zaden rijpen en uit het maaisel vallen. Dit is goed voor de zaadvoorraad in de bodem. Bovendien krijgen dieren die de maaibeurt overleefd hebben de kans een nieuw plekje te zoeken. Maaien en direct afvoeren is dus nadelig voor flora en fauna. Het is echter ook niet goed om het maaisel te lang te laten liggen. De voedingsstoffen uit het maaisel komen namelijk snel weer terecht in de bodem en dit is niet gunstig voor het ontwikkelen of behouden van een schrale vegetatie. Om dit te voorkomen is het beter om het maaisel binnen een week af te voeren.
Begrazing is vergelijkbaar met maaien, maar in vergelijking met andere beheermaatregelen heeft begrazing van natuurgebieden in het algemeen duidelijke voordelen.
Begrazing is belangrijk in grootschalige natuurontwikkelingsprojecten, omdat in het 'natuurlijke' referentiesysteem meestal ook grazers voorkomen. De effecten zijn sterk afhankelijk van begrazingsintensiteit, duur en de soort grazers die worden ingezet. Een hoge begrazingsintensiteit van natuurlijk wild of van ingezette grazers, zoals paarden, runderen en schapen, kan tot te veel vraat en een beschadigde bosrand leiden. Vaak worden daarom delen afgerasterd, maar dit is een dure en tijdrovende klus. Beter en natuurlijker is het om de begrazingsdruk af te laten nemen door de dichtheid aan dieren te reguleren.
In kleine kwetsbare gebieden, zoals blauwgraslanden, is begrazing geen goede oplossing.
Door begrazing wordt de vegetatie kort gehouden. Maar grazers zijn selectief in het grazen en hun ontlasting zorgt voor lokale voedselrijkdom op microschaal. In tegenstelling tot maaien geeft extensieve begrazing dus snel een gevarieerd begroeiingsbeeld. Hierdoor ontstaat een leefgebied dat zeer geschikt is voor veel diersoorten, waaronder vlinders, vanwege de aanwezige ruigtekruiden en beschutting langs de gevarieerde bosranden. Van jaar tot jaar zal opslag van ruigte op steeds een andere plek optreden en ook bosranden en mantelvegetaties zullen door de wisselende begrazing verschuiven.
Een ander voordeel van begrazing ten opzichte van maaien is dat de overlevingskansen van eieren, rupsen en poppen bij extensieve begrazing veel groter zijn. De vegetatie wordt namelijk nooit in één keer verwijderd, zoals bij maaien.
Een laatste voordeel van grazen is dat het op langere termijn goedkoper is.
Meer lezen
Wil je meer lezen over begrazing, dan kan dat hier. Hierin wordt ook verwezen naar dit rapport.
Lees het artikel Begrazing en dagvlinders: op zoek naar de juiste balans in het tijdschrift Vlinders.
Of het artikel Slim begrazen voor de heidefauna! in het vakblad natuur bos landschap
Door verzuring en toenemende verrijking met meststoffen treedt in veel heideterreinen een toename van het aandeel grassen op. Om successie naar bos te stoppen en een meer gevarieerde heide te creëren, wordt plaggen aanbevolen.
Als plaggen te grootschalig gebeurt, wordt een groot deel van de fauna met het plagsel afgevoerd. Plag daarom nooit meer dan een kwart in één keer, doe het kleinschalig in stroken van maximaal enkele meters breed en neem een plagcyclus van ongeveer 25 jaar in acht. Plaggen met de hand is zwaar werk, maar geeft nog meer variatie en bevordert de kleinschaligheid. Vooral in gebieden met gentiaanblauwtjes is dit het beste, omdat zo heel precies gewerkt kan worden.
Ook de diepte van het plaggen is belangrijk. Bij te diep plaggen wordt de zaadvoorraad van de heide ook verwijderd, waardoor herstel van de oorspronkelijke kruidenrijke heidevegetatie moeilijk op gang komt. Aan het uiterlijk van de bodem na het plaggen is te zien of het plaggen goed is gegaan. Donkere plekken met humus en lichte zandige plekken wisselen elkaar af als zwart-wit patronen op een zwart-bonte koe.
Er zijn alternatieven voor plaggen.
Lees een artikel in het Vakblad voor Natuur en Landschap hierover.
Lees het Kennisblad Veldwerkplaats OBN over alternatieven voor plaggen van natte heide.
Veel bedreigde en karakteristieke dagvlinders leven in de overgang van grasland en heiden naar bos. Deze overgang van open veld naar bos bestaat uit een zoom en een mantel. Deze overgang is echter vaak te abrupt. De situatie voor de bosrandvlinders kan verbeterd worden door plaatselijk meer openheid en geleidelijke overgangen te creëren.
Lees het artikel Effecten van omvorming van hellingbossen naar ongelijkvormig hooghout op de vlinderfauna in De Levende Natuur.
Het creëren van geleidelijke overgangen tussen kern, mantel en zoom en het maken van inhammen vergroot de variatie en daarmee de soortenrijkdom van een bosrand. In gesloten bosgebieden kan door de aanleg van openplekken eveneens veel variatie worden aangebracht. Kleine opengekapte plekken van ongeveer een halve tot een hele hectare leveren beschutte en gevarieerde bosranden op. Doordat dergelijke kapvlakten geheel omringd zijn door het oorspronkelijke bos zijn er altijd door de zon belichte en uit de wind gelegen gedeeltes. Maar ook de benodigde schaduwzones, waarin dieren zich bij warm weer kunnen terugtrekken, zijn altijd te vinden.
Het beheren en onderhouden van een bosrand kan het beste door middel van hakhoutbeheer. Extra licht en meer ruimte dragen bij aan een gevarieerde mantel- en zoomvegetatie. Bij het kappen kunnen selectief bomen en opslag van struiken en jonge bomen worden verwijderd. Het verwijderen van uitheemse soorten zoals de Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers heeft hierbij de voorkeur. Vrijwel altijd is gefaseerd en kleinschalig werken nodig.
Lees het artikel Effecten van hakhoutbeheer op de vlinders van hellingbossen in het Natuurhistorisch Maandblad.
Vlinders hebben nectar uit bloemen nodig. Een mogelijkheid om meer nectar aan te bieden is het planten van bloembollen. Kies dan wel voor biologische bollen!