Begin oktober-half november in één generatie. De vlinders komen goed op licht. Overdag zijn ze soms rustend aan te treffen op een beukenstam, waarop ze door hun grijsachtige grondkleur nauwelijks opvallen.
Rups: april-juni. De rups verpopt zich in de grond. De soort overwintert als ei op een twijg of op de schors.
Pale November Moth
Buchenwald-Herbstspanner
l'Épirrite de Christy
Oporinia christyi
Deze spanner vliegt in november en het uiterlijk is bleker dan dat van de novemberspanner.
Epirrita: epirrheo is stromen, met de stroom meedrijven. De zoveelste variant van Hübner's voorkeur voor het beeld van stromen, rivieren en beekjes.
christyi: W. M. Christy (1863 - 1939) wordt met deze naam eer aangedaan. Hij was een Engels entomoloog die het type-exemplaar van deze soort ving te Rannoch, Schotland.
(Allen, 1906)
Voorvleugellengte: 14-19 mm. Een spanner met een glanzende grijs- of bruinachtige voorvleugel en een lichte achtervleugel. De voorvleugel is over het algemeen bleker gekleurd dan bij de beide andere Epirrita-soorten en heeft meestal een duidelijk gebandeerd uiterlijk. De V-vormige vlek op de voorvleugel, gevormd door de vertakking van de donkere ader is, indien aanwezig, scherp afgetekend en vrij smal. De kleine, niet altijd aanwezige middenstip is variabel van vorm en ligt duidelijk los van de binnenrand van de donkere buitenste dwarsband. De dwarsband maakt een wijde boog om de middenstip heen in een hoek van altijd meer dan 110°; vooral bij het vrouwtje is dit kenmerk meestal goed te zien. De variatie in de tekening is groot en bij bruine vormen is er soms een bruine middenband aanwezig.
De novemberspanner (E. autumnata) is meestal bonter getekend en de binnenrand van de buitenste dwarsband loopt in een scherpe hoek (minder dan 90°) om de middenstip heen. Zie ook de herfstspanner (E. dilutata). De genoemde verschillen tussen de drie Epirrita-soorten zijn vaak echter niet betrouwbaar genoeg om de soorten met zekerheid van elkaar te onderscheiden. Voor een zekere determinatie is genitaliënonderzoek nodig. Zie ook de kleine wintervlinder (Operophtera brumata), de berkenwintervlinder (Operophtera fagata) en de bruine bergspanner (Euphyia frustata).
Oranje berkenspanner (Archiearis parthenias), wegedoornspanner (Philereme transversata), novemberspanner (Epirrita autumnata) en herfstspanner (Epirrita dilutata).
De rupsen van de drie Epirrita-soorten zijn zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden (ondanks dat door de foto's in het boek 'Caterpillars of the British Isles' gesuggereerd wordt dat ze in uiterlijk van elkaar verschillen).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Wordt slechts af en toe waargenomen, het meest op de zuidelijke Veluwe. RL: ernstig bedreigd.
Status nog onvoldoende bekend, vermoedelijk zeldzaam. Waarschijnlijk in Vlaanderen beperkt tot de Vlaamse Ardennen en de grote boscomplexen in Vlaams-Brabant. In Wallonië verbreid in de kalkstreek en de Gaume.
Er is onvoldoende data om de soort te beoordelen voor de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Volgens Múller (1996) is christyi minder verbreid dan dilutata. Van Spanje en de Britse eilanden tot de Balkan; in het noorden tot Scandinavië en in het zuiden tot het noordelijke Middellandse Zeegebied (zonder de eilanden), in het oosten de Oekraïne, Trans Kaukasië en Armenië (Viidelepp 1996).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting