Half mei-half juli in één generatie. De vlinders komen matig op licht en bezoeken bloemen van onder andere vlinderstruik.
Rups: half juni-september. De soort overwintert als pop in een stevige cocon in de grond (soms meerdere jaren).
Water Betony
Braunwurz-Mönch
la Cucullie de la scrophulaire
helmkruidmonnik, kuifvlinder
Shargacucullia scrophulariae
Helmkruidvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De waardplanten van deze soort zijn helmkruid en toorts.
Cucullia: cucullus is een hoed, een monnikskap. Naar de opvallende monnikskapachtige haartooi op de torax. scrophulariae: Scrophularia is het plantengeslacht helmkruid, dat van de voedselplanten van deze soort.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 18-22 mm. Deze uil lijkt zeer sterk op de kuifvlinder (C. verbasci), maar is over het algemeen iets kleiner en lichter van kleur. Net als bij de andere Cucullia-soorten is de halskraag behaard, waardoor de vlinder een kap op lijkt te hebben.
Tot 50 mm; verschilt van C. verbasci door het sterkere en eenvoudiger patroon, waarbij de verticale, zwarte strepen - zoals bij verbasci - ontbreken.
Zie de kuifvlinder (C. verbasci) en de astermonnik (C. asteris).
De rups van de kuifvlinder (Cucullia verbasci) heeft twee vrijliggende, zwarte stippen in de gele dwarsband op het tweede en derde borstsegment.
De zwarte stippen zijn bij de helmkruidvlinder groter en niet helemaal door geel omringd.
Zie voor uitgebreidere informatie het artikel Lastig duo: kuifvlinder en helmkruidvlinder.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland; wordt ook daarbuiten af en toe gezien. RL: bedreigd.
Vrij algemeen in de oostelijke helft van Vlaanderen, zeldzaam in Oost-Vlaanderen en ontbrekend in West-Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
In Zuid-Europa tot Midden-Spanje, Sicilië en Griekenland. Naar het noorden tot de Noordzee, Denemarken, Zuid-Zweden en de Baltische staten (een enkeling in Zuid-Engeland). De areaalgrenzen in het zuiden en oosten zijn onduidelijk i.v.m. verwisseling met gelijkende verwanten. Een opgave uit Marokko wordt betwijfeld. De meest oostelijke en zekere vindplaatsen liggen in West-Turkije (Ronkay & Ronkay, 1994).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bosranden, open plekken in het bos; soms wegbermen.
Helmkruid en toorts; in mindere mate vlinderstruik. Planten die half in de schaduw staan hebben de voorkeur.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting