Juli-augustus in één generatie. De vlinders komen op licht; soms op smeer en bloemen.
Rups: september-juni. De meeste rupsen zijn ´s nachts te vinden in mei en juni. De verpopping vindt plaats in de strooisellaag, losse grond of mos. De soort overwintert als jonge rups.
Cousin German
Heidemoor-Bodeneule
Agrotis sobrina, Paradiarsia sobrina, Triphaena sobrina
Deze soortnaam is letterlijk overgenomen van de Duitse soortnaam; in ons land een uiterst zeldzaam beest.
sobrina: sobrina is een volle neef; lijkt dus veel op een andere soort n.l. E. subrosea. Spuler denkt daarbij echter aan D.mendica, D. dahlii of X. xanthographa.
(Duponchel, 1843)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De tekening op de voorvleugel varieert van een markant patroon van lichtroze en zilvergrijze vlakken tot een tamelijk donker en onopvallend geheel met een roodachtig grijze tint.
De variabele breedvleugeluil (Diarsia mendica), de moerasbreedvleugeluil (Diarsia dahlii) en de bruine breedvleugeluil (Diarsia brunnea) zijn duidelijker getekend en hebben een zwarte stip tussen de ringvlek en de binnenrand van de voorvleugel. Zie ook de bruine zwartstipuil (Xestia baja) en de kastanjebruine uil (Xestia castanea).
Zeer zeldzaam. Er zijn slechts enkele oude waarnemingen bekend, vooral uit de jaren zestig van de vorige eeuw in Limburg en Noord-Brabant; daarna werd de soort lange tijd niet gezien. Zowel in 2002 als in 2008 is een exemplaar waargenomen in Liessel (Noord-Brabant). De soort is vanaf 2013 gezien in de Deurnse Peel.
Wellicht uitgestorven in Vlaanderen. Kwam voor 1980 in de Limburgse Kempen. In Wallonië zeer zeldzaam in de venen van de Hoge Ardennen.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Verspreiding is beperkt tot gebergten en moerassen van de gematigde, koelvochtige en subpolaire zones. In het westen de Pyreneeën en Schotland tot Kamtsjatka in het oosten. In Europa van noord naar zuid: Fins Lapland en de Alpen en de Karpaten.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Veengebieden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting