Mei-augustus in één generatie, soms een partiële tweede generatie in september. De vlinders zijn overdag gemakkelijk op te jagen uit schaduwrijke wilgenstruwelen en bossen. Ze komen goed op licht.
Rups: april-juli. De rups foerageert ´s nachts, verbergt zich overdag tussen samengesponnen bladeren en verpopt zich op of in de grond. De soort overwintert als ei op de waardplant.
July Highflyer
Heidelbeer-Palpenspanner
la Larentie lavée
Cidaria furcata, Hydriomena sordidata, Cidaria sordidata, Larentia sordidata, Cidaria elutata
Deze spanner is zeer variabel; de veldgids toont maar liefst negen varianten.
Hydriomena: hudria is een watervoorraad en meno is heeft te maken met. Hier zou een verklaring kunnen volgen zoals wordt weergegeven bij H. impluviata (zie daar)
(Thunberg, 1784)
Voorvleugellengte: 14-18 mm. De voorrand van de voorvleugel heeft, net als bij de andere Hydriomena-soorten, vlak bij de vleugelwortel een karakteristieke bocht, de zogenoemde 'schouder'; vooral in rust is dit goed te zien. De voorvleugel heeft meestal een groene grondkleur, maar zowel de kleur als de tekening kunnen sterk variëren. Een belangrijk onderscheidend kenmerk voor deze buitengewoon variabele spanner is het enkelvoudige schuine zwarte vleugelstreepje in de uiterste vleugelpunt. De achtervleugel is meestal dof grijs met hooguit een vage centrale dwarslijn.
Tot 20 mm; lichaam donker roodachtig bruin tot donker purperachtig bruin met boven de spiracula twee brede, onregelmatige, witte lengtestrepen en onmiddellijk daaronder een rechte witte lengtestreep; onderzijde groenachtig met roze zweem; kop bruin.
De groenbandspanner (H. impluviata) vliegt vroeger in het jaar; in plaats van één streepje in de uiterste vleugelpunt zijn bij deze soort meestal twee of drie schuin achter elkaar liggende zwarte streepjes aanwezig in en bij de vleugelpunt.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland, West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden oostwaarts tot Oost-Azië; in het noorden tot Noord-Scandinavië en in het zuiden: Italië, de Balkan en de Kaukasus. Ook meldingen uit Kirgisië en van IJsland. Ook in Noord-Amerika.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting