Half maart-half september in twee generaties. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen goed op licht; soms worden ze aangetrokken door smeer. Overdag zijn ze vrij gemakkelijk op te jagen uit de heide.
Rups: juni en half augustus-half oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.
Narrow-winged Pug
Heidekraut-Blütenspanner
l'Eupithécie naine
heide dwergspanner
Tephroclystia nanata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De voorvleugels van deze dwergspanner maken een extra smalle indruk, vooral veroorzaakt door de afwijkende stand van de vleugels in rust.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Nanata: nanus is dwerg, vanwege de kleine afmeting van de vlinder.
(Hübner, 1813)
Voorvleugellengte: 9-12 mm. Deze vrij kleine dwergspanner heeft een smalle spitse voorvleugel. De vleugel heeft een witachtige tot bruinachtig grijze grondkleur met een complexe lichte en donkere marmering. Opvallend zijn de dicht op elkaar liggende, sterk gehoekte grijsbruine dwarslijntjes, die wit afgezet zijn. De middenstip is klein en niet altijd even goed zichtbaar; aan de binnenzijde daarvan bevindt zich een duidelijke witte (pijl)vlek. In de binnenrandhoek ligt vaak een kleine lichte vlek. De achtervleugel is licht- tot donkergrijs met een brede donkere achterrand die in tweeën gesplitst wordt door een brede golflijn.
20-22 mm. Lijfkleur is variabel: tinten wit, groen en roze, met een duidelijk donkerder ruglijn en met veel tekening in roodachtig bruin, groen en rood, dikwijls fors aanwezig, op rug, flanken en rupsonderkant.
De dwarsbanddwergspanner (E. subumbrata) heeft een minder spitse voorvleugel en een lichte dwarsband aan de buitenzijde van de middenstip; de witte pijlvlek aan de binnenzijde van de middenstip ontbreekt. De lichte achtervleugel van de dwarsbanddwergspanner heeft een duidelijke donkere achterrand die niet gesplitst wordt door een brede golflijn.
Zwartvlekdwergspanner (Eupithecia centaureata), heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), egale dwergspanner (Eupithecia absinthiata), schermbloemdwergspanner (Eupithecia tripunctaria), jeneverbesdwergspanner (Eupithecia pusillata), v-dwergspanner (Chloroclystis v-ata), zwartkamdwergspanner (Gymnoscelis rufifasciata), guldenroededwergspanner (Eupithecia virgaureata), voorjaarsdwergspanner (Eupithecia abbreviata), eikendwergspanner (Eupithecia dodoneata), vingerhoedskruiddwergspanner (Eupithecia pulchellata) en beverneldwergspanner (Eupithecia pimpinellata).
De groene variant met twee witte rugstrepen lijkt op de bijvoetdwergspanner (Eupithecia innotata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Kan verspreid over het hele land worden waargenomen, maar komt vooral voor op de zandgronden en in de duinen; op sommige vliegplaatsen talrijk. RL: kwetsbaar.
Vrij zeldzaam in de Kempen en in heidegebieden daarbuiten. Lokaal algemeen. In Wallonië zeer zeldzaam, maar recent gemeld uit Luik, Luxemburg en Namen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden naar het oosten tot Rusland en de Kaukasus. In Scandinavië tot boven de poolcirkel. Ook IJsland; in het zuiden tot Noord-Italië en Bulgarije.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral heiden.
Struikhei; soms duizendblad.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting