Half mei-eind juli in één generatie. De vlinders vliegen bij zonnig weer rond de waardplant en gaan relatief vaak op de bladeren zitten. Ze bezoeken ook bloemen van schermbloemigen. De mannetjes komen goed op feromoonpreparaten af, met name ´s middags. Dit is ook de tijd dat de meeste eieren worden afgezet.
Rups: augustus-april. De rups overwintert meestal één keer in een tak van de waardplant. In het voorjaar komt soms bruinachtig houtpoeder tevoorschijn uit bastspleten of uit de uiteinden van weggeknipte, door rupsen bezette takken.
Currant Clearwing
Johannisbeer-Glasflügler
bessenwespvlinder, mugvlindertje
Aegeria tipuliformis, Sesia tipuliformis, Trochilium tipuliforme, Synanthedon salmachus
Het belangrijkste kenmerk van de vlinders binnen de Sesiidae-familie is de doorzichtigheid van de vleugels. Vandaar dat vier soorten binnen deze familie worden aangeduid met glasvlinder.
Bessenstruiken zijn de belangrijkste waardplant.
Synanthedon: sun is dichtbij en anthedon is de bloemenliefhebber; bedoeld wordt lijkend op een bij.
tipuliformis: tipula is een langpootmug en formis, forma is lijkt op.
(Clerck, 1759)
Voorvleugellengte: 8-10 mm. Een kleine wespvlinder met een gele kraag. Gewoonlijk lopen er twee dunne gele lijnen over het borststuk. Dit is echter alleen goed te zien bij verse vlinders. Op het achterlijf bevinden zich bij het vrouwtje drie en bij het mannetje vier smalle gele dwarsbanden. Het uiteinde van het achterlijf is blauwzwart. Het dwarsbandje op de voorvleugel is relatief breed, het veld in het uiteinde van de voorvleugel roodachtig. De poten zijn bruin.
Tot 18 mm; lichaam geelachtig wit met glimmende, geelachtig witte vlekjes waarop korte, roodachtig bruine haren staan ingeplant; nek- en anaalschild op resp. segment een en dertien geelachtig bruin; spiracula klein met roodachtig bruine randen; kop roodachtig bruin.
De bessenglasvlinder is heel moeilijk uiterlijk te onderscheiden van de Spulers wespvlinder (S. spuleri) De vleugeltop van spuleri is zwart met af en toe een zweem van oranje terwijl de vleugeltop van de bessenglasvlinder oranje is met enkel de aders zwart. Maar er is (bijna) overlappende variatie.
De eikenwespvlinder (S. vespiformis) heeft een smal roodachtig dwarsbandje op de voorvleugel, een meer bruin dan roodachtig veld in het voorvleugeluiteinde en gele poten. Zie ook de elzenwespvlinder (S. spheciformis) en de klaverwespvlinder (Bembecia ichneumoniformis).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de genoemde soorten.
Frambozenglasvlinder (Pennisetia hylaeiformis), hoornaarvlinder (Sesia apiformis), gekraagde wespvlinder (Sesia bembeciformis), populierenwespvlinder (Paranthrene tabaniformis), elzenwespvlinder (Synanthedon spheciformis), berkenglasvlinder (Synanthedon culiciformis), wilgenwespvlinder (Synanthedon formicaeformis), eikenwespvlinder (Synanthedon vespiformis), appelglasvlinder (Synanthedon myopaeformis), klaverwespvlinder (Bembecia ichneumoniformis), wolfsmelkwespvlinder (Chamaesphecia tenthrediniformis) en schijn-wolfsmelkwespvlinder (Chamaesphecia empiformis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Komt in heel Europa voor maar niet in Noord-Scandinavië en niet op de Middellandse Zee-eilanden (wel op Sicilië). Komt voor in Noord-Turkije, in Trans-Kaukasië, de Baltische staten, Wit-Rusland, de Oekraine, het Europese deel van Rusland, Noord-Kazachstan en tot de Altaj. Geïmporteerd in de VS, Zuid-Canada, Zuid-Australië en Nieuw-Zeeland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral (volks)tuinen; ook commerciële aalbesplantages.
Vooral aalbes en zwarte bes; ook kruisbes en wilde kardinaalsmuts.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting