Deze trekvlinder kan worden waargenomen tussen maart en november. De vlinders komen op licht.
Rups: juli-september. De soort is niet in staat om in Nederland te overwinteren. De verpopping vindt plaats in een cocon die vastgehecht is aan een bloem van de waardplant.
Small Marbled
Fichtenzapfen-Blütenspanner
Porphyrinia parva
De grondkleur van dit vlindertje is purperachtig roze en het is zeker de kleinste van de drie purperuiltjes. Zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Eublemma: eu- is goed en blemma is een aanblik; de soorten in dit genus zien er goed uit.
parva: parvus is klein; een van de kleinste noctuïden.
(Hübner, 1808)
Voorvleugellengte: 7-8 mm. Deze kleine spinneruil kan gemakkelijk worden aangezien voor een microvlinder. De voorvleugel heeft een geelachtig witte grondkleur met in het midden een opvallende bruin met witte dwarslijn, die de vleugel min of meer in tweeën deelt. De buitenste dwarslijn heeft de vorm van een vraagteken. De vleugelpunt en de zone aan de binnenzijde van de dwarslijn in het midden van de voorvleugel zijn vaak bruinachtig gekleurd.
Het bleek purperuiltje (E. ostrina) is groter en heeft vaak een paarsachtige tekening; bovendien ontbreekt de opvallende dwarslijn in het midden van de voorvleugel. De moeras-micro-uil (Hypenodes humidalis) is bruiner en heeft diagonale dwarslijnen.
Zeer zeldzaam. Van deze trekvlinder zijn slechts drie recente waarnemingen bekend uit Zeeland (2009) en Rockanje (2015).
Zeer zeldzaam. Slechts één recente waarneming (Dilbeek, 2006). Vroeger ook bekend uit Namen.
De soort is als trekvlinder geclasssicifeerd en daarmee niet opgenomen op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al 2023).
Van de Canarische eilanden via Noord-Afrika (zuidelijk tot de Sudan), Anatolië, de Kaukasus tot Afganistan, Noord-India en Centraal-Azië. De noordelijkste vindplaatsen liggen in Noord-Ierland, Nederland en de Oekraïne. In Midden-Europa nergens standvlinder. 'Alleen in Zuid-Europa autochtoon' (Heinicke & Naumann, 1980 - 1982). Noordelijk van de Zuid-Alpen alleen als trekker/zwerver.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse plaatsen met open, vaak verstoorde grond.
Donderkruid, fijnstraal en heelblaadjes.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting