Eind april-begin juli in één generatie, zelden een partiële tweede generatie van half augustus-half oktober. De vlinders komen op licht.
Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop in een losse cocon in de strooisellaag.
Water Ermine
Schmalflügeliger Fleckleibbär
l'Écaille de l'ortie
Diaphora cycnia
De aanduiding beer heeft deze soort gemeen met de grotere soorten uit de familie van de beervlinders (Arctiidae). De naam beervlinders heeft deze familie te danken aan het uiterlijk van de rupsen die dicht behaard zijn en daardoor aan een beer doen denken.
Deze soort is de witste van de beren, vandaar de toevoeging sneeuw.
Spilosoma: spilos is een stip, een vlek en soma is het lichaam, het lijf. Naar de dikke vlekken op het achterlijf van de vlinder.
urticae: Urtica is de plantenfamilie brandnetel; een mogelijke voedselplant, maar zeker niet de belangrijkste.
(Esper, 1789)
Voorvleugellengte: 18-22 mm. De voorvleugel heeft een zuiver witte grondkleur met in het midden één of twee zwarte stippen en soms een klein rijtje stippen bij de vleugelpunt. De achtervleugel is geheel effen wit. De antennen zijn wit bestoven.
Tot 45 mm; lichaam donker grijsachtig bruin, bekleed met donkerbruine haarborstels op bleke verheven wratten, soms met een gebroken, geelachtige middenstreep over de rug; spiracula wit; kop glimmend zwart.
De witte tijger (S. lubricipeda) heeft bredere vleugels, tenminste één zwarte vlek op de achtervleugel en zwart bestoven antennen. De mendicabeer (Diaphora mendica) is kleiner en heeft een witachtig of grijsachtig bruin achterlijf.
Mendicabeer (Diaphora mendica), gele tijger (Spilosoma lutea), kleine beer (Phragmatobia fuliginosa), roomvlek (Arctia villica), witte tijger (Spilosoma lubricipeda) en roodbandbeer (Diacrisia sannio).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt vooral voorin het zuidwesten van het land; wordt verder waargenomen in enkele vochtige gebieden verspreid over het land. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen vrij zeldzaam in Oost- en West-Vlaanderen, zeldzaam in Vlaams-Brabant en ontbrekend in grote delen van de Kempen en Haspengouw. In Wallonië zeer zeldzaam.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via Frankrijk, Zuid-Engeland en Zuid-Zweden tot in Rusland en volgens Schmidt (1990) ook in China. Niet in grote delen van Italië, Griekenland, Joegoslavië en van Tukije.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerassen, natte graslanden, oevers, schorren, kwelders en slikken.
Diverse kruidachtige planten, waaronder waterzuring, watermunt, grote wederik, gele lis, jakocskruiskruid, weegbree en heidekartelblad.
Lis
Iris
Jakobskruiskruid
Jacobaea
Wederik
Lysimachia
Munt
Mentha
Kartelblad
Pedicularis
Weegbree
Plantago
Zuring
Rumex
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting