Half april-half juli in één generatie. De mannetjes komen geregeld op licht, de vrouwtjes minder vaak.
Rups: mei-augustus. De rups leeft gewoonlijk in de kruinen van volgroeide bomen. Soms wordt de rups kruipend over de grond waargenomen wanneer hij op zoek is naar een plek om zich te verpoppen. De soort overwintert als pop vrij diep in de grond.
Great Prominent
Eichen-Zahnspinner
la Timide
pijlstaartgelijkende
Notodonta anceps, Peridea trepida, Notodonta trepida
Eik is de enige waardplant van de eikentandvlinder.
Tandvlinders hebben aan de voorvleugel een uitstulping die in rust als een tand boven de vlinder uitsteekt.
Peridea: perideïes is zeer bescheiden, angstig. Stephens: 'de rups en de vlinder beven als een rietje als ze worden aangeraakt'.
anceps: anceps is twijfelachtig, naar de onzekere en bibberende bewegingen van de rups en van de vlinder.
(Goeze, 1781)
Voorvleugellengte: 23-32 mm. De voorvleugel wordt gekenmerkt door een complex gemarmerd en gestreept patroon in grijze, matgele en bruine kleuren met een groenachtige tint. De achtervleugel is geelachtig wit en steekt in rust onder de voorrand van de voorvleugel uit. Er is enige variatie in kleur.
Tot 40 mm; zeer dik, naar de uiteinden enigszins vesmald; lichaam groen spaarzaam geel gespikkeld met over de rug een lichtgele, dubbele middenstreep; op de flanken van de segmenten een en twee een schuine, geel met rode band; kop groot, groen met vier bleekgele strepen en een brede geel met rode streep in het verlengde van die op de flanken.
Zie de eekhoorn (Stauropus fagi) en de geelbruine tandvlinder (Notodonta torva).
Zeer algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij algemeen en wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel. Zeldzaam en lokaal in het noorden van Oost- en West-Vlaanderen, ontbrekend in het zuiden. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch schiereiland en de Noord-Afrikaanse kustlanden via West- en Midden-Europa, inclusief Zuid-Engeland naar het oosten tot de Wolga. In het zuiden: het West-Middellandse Zeegebied tot aan Sicilië en via de Noord-Balkan en via Noord-Turkije tot de Kaukasus; in het noorden tot Zuid-Scandinavië en de Baltische staten.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen; soms struwelen of andere plaatsen met oude eiken.
Eik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting