Begin mei-begin augustus in één generatie. De vlinders worden vaak opgejaagd vanuit heggenstruwelen, onderbegroeiing en laag hangende takken. Ze komen in kleine aantallen op licht.
Rups: juni-april. De soort overwintert als volgroeide rups en verpopt zich in losse aarde.
Cream Wave
Gelblichweisser Kleinspanner
la Phalène laiteuse
Scopula lactata
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners.
Roomkleurig geeft goed de kleur van de grondkleur van deze stipspanner weer. Ook de Latijnse soortnaam geeft aan dat de kleur veel weg heeft van melk of room.
Scopula: scopula is een kleine borstel. Bedoeld wordt een uitschuifbaar schubbenborsteltje op het scheenbeen van een aantal mannetjes van dit genus.
floslactata: flos is bloem en lactis is melk of room. Dit heeft betrekking op de kleur van de vlinder.
(Haworth, 1809)
Voorvleugellengte: 13-16 mm. De roomkleurige vleugels zijn fijn bespikkeld met donkere schubjes. Van de lichtbruine tot grijsbruine gegolfde centrale dwarslijnen is de buitenste dwarslijn het meest scherp afgetekend, en daarbij opvallend grillig getand. De middelste dwarslijn is ook duidelijk, maar iets minder scherp afgetekend en gelijkmatiger verlopend. De binnenste dwarslijn is vaag of nauwelijks zichtbaar. De voorvleugel is tamelijk puntig. De achterrand van de achtervleugel loopt min of meer rond en mist een puntig uitsteeksel. Op de achtervleugel is een kleine, maar wel goed waarneembare zwarte middenstip aanwezig; op de voorvleugel is de middenstip doorgaans vaag of afwezig. De franjelijn is vaak zonder tekening, soms zichtbaar als een rij stipjes of streepjes.
De crème stipspanner (S. ternata) heeft geen donkere middenstip en de dwarslijnen zijn vaak onduidelijk, vooral bij het mannetje. Bij de bruine grijsbandspanner (Cabera exanthemata) ontbreekt de knik in de voorrand, lopen de dwarslijnen anders en zijn bij het mannetje de antennen geveerd. Zie ook de zwartstipspanner (S. nigropunctata), de moerasstipspanner (S. corrivalaria) en de bosspanner (S. immutata).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen zeven Scopula- en drie Idaea-soorten.
Zwartstipspanner (Scopula nigropunctata), prachtstipspanner (Scopula marginepunctata), ligusterstipspanner (Scopula imitaria), witroze stipspanner (Scopula emutaria), bosspanner (Scopula immutata), crème stipspanner (Scopula ternata) en vals witje (Siona lineata).
De lichte variant van de rups lijkt op de rups van de kantstipspanner (Scopula ornata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen. Wijdverbreid en vrij algemeen ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel, zeldzamer in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië vrij algemeen en wijdverbreid.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Spanje, West- en Midden-Europa (inclusief Engeland) via de gematigde zone tot het Amoergebied en Sachalin. Naar het noorden niet zo hoog als ternata, in het zuiden is de verbreiding als bij ternata.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen en ruige vochtige graslanden; soms tuinen.
Diverse kruidachtige planten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting